INHOUD VAN BINNEN- EN BUITENLANDSCHE Tijdschrift voor Strafrecht, dl. 14, afl. 4. Roosenburg, de maréchaussée en het belang der justitie. De Roos, het Ve congres voor crimineele anthropologie. Simons, enkele kantteekeningen op het Ontwerp-Wetboek van Militair Strafrecht. Klootsema, het onderwijs in de gevangenisPetit, strafrechtelijke bibliografie, 16 Aug.-15 sen. Nov. 1901. Rivista di diritto internaz. e di legisl. comp., anno 4, fasc. 6/8. Amar, le convenzioni di Bruxelles sulla proprietà industriale. Vidari, di un caso di riassicurazione. Aethiops, dell' ordinamento giudiziario nella Colonia Eritrea. - La Conferenza di Amburgo. The Law Magazine and Review. No. 321, Aug. 1901. De Grey, is it expedient to have paid chairmen of quarter sessions? White way, legal literature in France. - Baty, debt-slavery in the Malay Peninsula. Cooper Willis, some observations on the bankruptcy laws. Bellot, the money-lenders' act, 1900. Current notes on international law. Sherston Baker, notes on recent cases (English). No. 322, Nov. 1901. Lely, our acts of parliament. Appellant, the objects and scope of the criminal law. Haydon, the London Stock Exchange: a review and sunmary. Keogh, claims against the estates of deceased persons. Morrison, prison administration and reform. Kelly, obituary: Lord Morris and Killanin. Current notes on international law. Sherston Baker, notes on recent cases (English). Williams, contemporary foreign lite rature. - Archiv f. bürgerliches Recht, Bd. 19. Krückmann, eignet sich das römische Recht zum Unterricht im ersten Semester. Heyer, die Selbsthülfe. Gierke, Handelsgesellschafts recht und bürgerliches Recht. Salinger, die Nacherbfolge nach dem B. G. B. Hilse, Einfluss der veränderten Unfallversicherungsgesetze auf das bürgerliche Recht. Apt, das Börsengesetz und seine Reform. Schilling, der rechtliche Charakter der ehelichen Nutzniessung im B. G. B. Maas, Bibliographie des Bürgerlichen Rechts. Archiv f. öffentl. Recht, Bd. 16. H. 3. Rehm, Max von Seydel. Ein Lebensbild. Bornhak, das Petitionsrecht. Glässing, die öffentlich-rechtliche Natur des neuen deutschen Vormundschaftrechtes, II. — H. 4. Kulemann, eine staatsrechtliche Neubildung. Braun, die Zurückziehung von Titeln, Orden und Ehrenzeichen nach dem Verwaltungsrecht Preussens. Challandes, das völkerrechtliche Rechtsverhältnis. Ein Beitrag zur Konstruktion des Völkerrechts. Zeitschrift der Savigny-Stiftung f. Rechtsgeschichte, Rom. Abth., Bd. 22. - Brunner, die Savigny-Stiftung seit 1880.Bekker, Alfred Pernice +. - Brassloff, aetas legitima. Erman, L. 1 pr. Dig. 18, 1. Krüger, über die Reihenfolge der Leges in den Titeln der Digesten Justinians. — Krüger, zur Stellung von Gai. 2, 62-64. Krüger, zu Cod. Just. 5, 1, 5. Mitteis, über das Nexum. Mitteis, textkritische Miscellen. Mitteis, the Amherst Papyri No. 68. Mommsen, Hofmann versus Blume. Mommsen, eine verlorene Breviarhandschrift. Mommsen, die Heimath des Gregorianus. Pernice, Parerga X. Schneider, zur Berechnung der Fristen im römischen Recht. - Deutsche Juristen-Zeitung. Jg. 1901, No. 23. Müller, das neue deutsche Urheberrecht. Boethke, Techniker und Juristen. Nussbaum, die Reform des Gesinderechts. No. 24. v. Buchka, die neuen Gesetzentwürfe über die Sicherung der Bauforderungen. -Thomsen, die Vernehmung des Angeklagten vor der Beweisaufnahme. Cuno, das neue Gewerbegerichtsgesetz. Jg. 1902, No. 1. Laband, eine staatsrechtliche Erörterung zum Entwurf des neuen Zolltarifgesetzes. v. Bülow, Schweizerisches und deutsches Strafrecht. Lenel, zur Deliktshaftung der juristischen Personen. Dove, die Unpopularität des Juristenstandes in Deutschland. v. Liszt, Strafrecht und Psychologie. Hoffmann, die Versetzung eines Richters an eine nichtrichterliche Stelle. Revue crit, de législation et de jurisprud., 50e année. No. 4 Examen doctrinal (Vigié, jurisprudence civile). - Ferron de la compétence ratione personae des tribunaux de commerce d'après le lieu de la promesse (art. 420 C. proc. civ.), I. — Demogue, essai d'une théorie générale de la subrogation réelle (I) No. 5. Examen doctrinal (Binet, jurisprudence en matière d'enregistrement). - Demogue, essai d'une théorie générale de la subrogation réelle (II). — No. 6. Examen doctrinal (Arthuys, jurisprudence commerciale). — Demogue, essai d'une théorie générale de la subrogation réelle (fin). Adam, Code civil Suisse. Nos. 7/8. Examen doctrinal (Cuche, jurisprudence criminelle). Ferron, de la compétence ratione personae des tribunaux de commerce d'après le lieu de la promesse (art. 420 C. proc. civ.), fin. Charmont, la propriété corporative. Annales de droit commercial, 15me année, no. 5. Arnoul, des intérêts ou dividendes dus aux associés en nom collectif - Chronique de législation, etc. (Benito, Espagne 1898/1900). Archivio Giuridico, vol. 67, fasc. 2. Brandileone, studii preliminari sullo svolgimento storico dei rapporti patrimoniali fra conjugi in Italia. Valenti, l'associazione cooperativa e la distribuzione della ricchezza (cont.) — Contento, il metodo nella statistica delle mercedi (cont.). Il diritto commerciale, vol. 19, fasc. 6. Errera, la vendita sopra campione non è mai condizionale. — Vidari, emissione di obbligazioni. Pagani, i piccoli fallimenti. The New Jersey Law Journal, vol. 24, no. 12. -- Lord Alverstone, lord chief justice of England. OVERZICHT DER ENGELSCHE WETGEVING DOOR Mr. M. VAN REGTEREN ALTENA, Het jongste deel van de officiëele editie der Public General Acts bevat, behalve de wetten van 1900, een drietal kleine wetten, alle gedateerd 27 Oct. 1899 en tot stand gekomen in eene tweede parlementszitting in het jaar 1899. Twee dezer wetten zijn, evenals een vrij groot aantal van die welke in 1900 wet zijn geworden, een directe terugslag van de politieke gebeurtenissen, die nu reeds gedurende een paar jaar Engeland hebben gemaakt tot den meest besproken Staat van Europa. De oorlog tegen de ZuidAfrikaansche Republiek en den Oranje-Vrijstaat stelde aan leger, vloot en schatkist buitengewone eischen. In niet minder dan zestien van de drieënzestig wetten worden wij aan dien, hier niet nader te qualificeeren, strijd herinnerd. Bij wijze van suppletoire begrooting over de beide voorgaande dienstjaren wordt voor den dienst van leger en vloot niet minder dan £ 23.147.000 toegestaan, terwijl de begrooting voor 1900/1901 voor die takken van dienst aanwijst een bedrag van £102.095.300, dat desnoods nog met £8.768.375 mag worden overschreden. De leeningen, waartoe Engeland zijne toevlucht moest nemen, liggen nog versch in het geheugen. Wij herinneren hier o. a. aan de speciale oorlogsleening van £35.000.000 en aan de suppletoire oorlogsleening van 13.000.000, en voorts aan de verhooging van sommige invoerrechten (thee) en van de income-tax tot 1 sh. per £ 1. Rechtsgel. Mag. 1902. 16 Ook ten aanzien van de strijdkrachten en van den militairen dienst bevatten de wetten van 1900 meer dan de jaarlijks weerkeerende Army Annual Act. Deze wet acht thans for the safety of the United Kingdom and the defence of the possessions of Her Majesty's Crown 430.000 man noodig, terwijl de wetgever in 1899 voor de verdediging van dat dierbaar bezit met 184.853 man meende te kunnen volstaan. Verder wordt in andere wetten gehandeld over: afwezigheid voor militairen dienst in verband met kiesrecht (Ch. 8); uitkeeringen uit het politiefonds ten behoeve van de betrekkingen van constabels van een politiecorps, die tot de legerreserve behooren en voor actieven dienst worden opgeroepen (Ch. 9); de mobilisatie van vrijwilligers bij de marine (Ch. 17); de mobilisatie van vrijwilligers bij imminent national danger or great emergency, welke woorden met 't oog op de tegenwoordige omstandigheden in de Volunteer Act 1863 worden ingevoegd; het aannemen door de Regeering van het aanbod van een lid van een vrijwilligercorps om zich beschikbaar te stellen voor eene oproeping tot actieven dienst voor de kustverdediging in GrootBritannië (Ch. 39); de mogelijkheid van mobilisatie van de tweede divisie van de eerste klasse der legerreserve, niettegenstaande de eerste divisie nog niet geheel is opgeroepen (Ch. 42); de bevoegdheid der Regeering, te verbieden. uitvoer van wapens, ammunitie, militaire- en scheepsbehoeften en aanverwante zaken (Ch. 44), enz. Van de overige wetten meenen wij de volgende te moeten vermelden: 1o. The Census (Great Britain) Act, 1900. 63 Vict. ch. 4. Deze wet schrijft eene volkstelling voor op 31 Maart 1901. Onder hetgeen op de telkaarten moet worden ingevuld treffen ons de vragen, of de betreffende persoon is blind of doofstom of imbecil of krankzinnig, hoeveel vertrekken hij in gebruik heeft (indien dit aantal minder dan vijf is) en, voor de bewoners van Wales en het graafschap Monmouth, of hij |