Page images
PDF
EPUB
[blocks in formation]

Wet.

ART. 308. Onder deze afdeeling zijn niet begrepen weduwenfondsen, tontines, maatschappijen van onderlinge levensverzekering en andere dergelijke overeenkomsten op levens- en sterfte-kansen gegrond, waartoe eene inlage of eene bepaalde bijdrage, of beide, gevorderd wordt.

(Dit artikel is niet gehandhaafd, daar er m. i. geen aanleiding bestaat om de hier bedoelde inrichtingen, voor zoover ze nog bestaan en onder de definitie van art. 302 van het ontwerp vallen, van de bepalingen van dezen titel uit te zonderen)

Ontwerp.

onware opgaven zijn gedaan van zoodanigen aard, dat de verzekering niet of niet op dezelfde voorwaarden zou zijn gesloten, indien de verzekeraar van de waarheid kennis had gedragen.

ART. 305. De verzekeringremer heeft de bevoegdheid, tijdens het bestaan der verzekering, eenen anderen begunstigde aan te wijzen, door middel van eene gedagteekende verklaring op de polis, waarvan aan den verzekeraar kennis wordt gegeven.

Ook kan hij de verzekering tusschentijds doen eindigen of wijzigen, indien daartoe bij de overeenkomst voorwaarden zijn gesteld.

ART. 306. Indien de be

[blocks in formation]

gunstigde, in overeenstemming met den verzekeringnemer, blijkens eene den verzekeraar ter kennis gebrachte gedagteekende aanteekening op de polis, verklaard heeft de aanwijzing te aanvaarden, kunnen de in het vorige artikel bedoelde rechten niet door den verzekeringnemer worden uitgeoefend dan met medewerking van den begunstigde en zal, bij staking der premiebetaling door den verzekeringnemer, de begunstigde in de gelegenheid worden gesteld in diens plaats de betaling voort te zetten.

(De overdracht van het recht op de uitkeering, welke eene rechtstreeks uit de overeenkomst voortvloeiende bevoegdheid van den verzekeringnemer uitmaakt, neemt in de praktijk der levensverzekering eene zóó belangrijke plaats in, dat de regeling daarvan door de wet mij dringend noodig schijnt. Zie verder de toelichting op artt. 305 en 306 van het ontwerp.)

ART. 307. De verzekeraar kan, door enkele opzegging zijnerzijds, de verzekering doen eindigen:

1o. indien de verzekeringnemer de premiebetaling staakt;

2o. indien blijkt, dat bij het sluiten der verzekering door den verzekeringnemer of door den (de) verzekerde (verzekerden) on ware opgaven zijn gedaan van

Wet.

Ontwerp.

zoodanigen aard, dat de verzekering niet of niet op dezelfde voorwaarden zou zijn gesloten, indien de verzekeraar van de waarheid kennis had gedragen.

(De opvatting, dat de overeenkomst van levensverzekering eene wederkeerige verbintenis schept, door het ontwerp gehuldigd, maakt de opneming van dit artikel noodig, Zie de toelichting op art. 307 van het ontwerp).

BOEK BESCHOUWINGEN.

Het levensrecht der ongeboren vrucht. Strijdschriften van
Prof. Hector Treub, Dr. H. van Oppenraay S. J.
en Prof. Dr. Th. M. Vlaming. Haarlem, De Erven
F. Bohn, 1901. 114 blz.

Aanleiding tot het ontstaan dezer strijdschriften gaf het volgende, sedert veel besproken geval uit de verloskundige praktijk van Prof. Treub.

Eene 10 à 12 weken zwangere vrouw, Mevrouw N. N, leed in hevige mate aan hyperemesis gravidarum (overmatig zwangerschapsbraken). Toen alle behandeling dezer ziekte vruchteloos was gebleken, wilde de arts overgaan tot abortus provocatus van de vrucht als eenig en laatste middel om de patient in het leven te behouden. Dit voorstel werd echter onmiddellijk verworpen en als reden werd opgegeven, dat de pastoor die operatie had verboden. De arts had daarop een onderhoud met den pastoor en wees er dezen met nadruk op dat, wanneer de abortus niet werd verricht, de dood der vrouw met zekerheid was te verwachten en dat in dat geval ook van geen redding der vrucht, al ware het alleen voor den doop, sprake kon zijn, daar de vrucht zeker eerder zou sterven dan de moeder; terwijl, indien de operatie plaats had, de vrouw zoo goed als zeker in het leven zou blijven. In weerwil van dit alles handhaafde de pastoor zijn verbod en de abortus bleef achterwege. De vrouw stierf weinige dagen na het voorzegde onderhoud.

Ten zeerste gegriefd door dit optreden van den geestelijke wendde prof. Treub, die inmiddels in consult was geroepen, zich toen tot den bisschop van Haarlem, Mgr. C. J. M. Bottemanne, om dezen met het gebeurde in kennis te stellen en zich over wat hem voorkwam «de bekrompen opvatting» van pastoor X. te beklagen. In zijn antwoord op dit schrijven zag de bisschop zich echter verplicht aan prof. Treub te berichten, dat volgens de vaststaande voorschriften der Katholieke kerk, laatstelijk nog bevestigd in de decreten van het Heilig Officie te Rome') van 19 Aug. 1888 en 24 Juli 1895, iedere procuratio ') De algemeene Congregatie der Heilige Roomsche en Algemeene Inquisitie.

Rechtsgel. Mag. 1902.

22

22

« PreviousContinue »