Page images
PDF
EPUB

Er worde ten slotte den ondergeteekenden het maken van nog ééne opmerking van persoonlijken aard vergund. Dat ook na de herziening, waaraan zij de door de staatscommissie verrichte enumeratie hebben onderworpen, daarin nog ernstige gebreken zijn aan te wijzen, behoeft hun, al zullen zij voor nieuwe critiek erkentelijk zijn, niet te worden. beduid. Zelve zijn zij hiervan maar al te zeer overtuigd. Men moet, gelijk met hen het geval is, tot twee malen toe met dit werk zich hebben beziggehouden, om zich van de moeilijkheden, die het oplevert, bewust te worden en nederigheid te betrachten ten aanzien van de resultaten, die men te voorschijn brengt. Of er voor het goedvinden der administratie ruimte moet blijven, dan of een twistgeding zonder eenige beperking kan worden overgegeven; of de eischen eener goede administratie gedoogen eenig geval vatbaar te maken voor administratiefrechterlijke berechting; of de feitelijke omstandigheden van dien aard zijn, dat rechterlijk oordeel over haar aanwezig zijn kan worden geëischt zonder dat het objectief criterium voor de beslissing te zeer wordt gemist over deze vragen en andere is zooveel verschil van inzicht mogelijk, dat zij de eersten zijn, die inzien dat ook hunne enumereering nog weer dringende behoefte heeft aan omwerking. De, zeer veel tijd gekost hebbende, arbeid, aan de tweede poging volbracht, is door hen niet aangewend in de onderstelling, dat de nieuwe proef volledig slagen zoude. Hij is de ondergeteekenden hebben het in hun eerste geschrift 1) doen uitkomen door deze overweging voortbewogen, dat naar de meening, ook van de ondergeteekenden, bij de enumereering der staatscommissie eene te enge opvatting van de functie van den administratieven rechter de bovenhand had behouden; dat te groote vrees voor belemmering der vrije beweging van de administratie daarop haar stempel had gedrukt. De ondergeteekenden, bij nadere overweging van de juistheid.

') Rechtsgeleerd Magazijn 1899, bl. 192; afzonderlijke uitgaaf, bl. 54v.

van deze grief overtuigd geworden, wilden het bewijs leveren, dat zij niet het beginsel der enumereering treft, maar louter hare uitwerking. Zij wilden aantoonen, dat deze met goed gevolg zoo kan worden gedaan, dat geen onbevooroordeeld deskundige meer zal beweren, dat de aanhangers van het enumeratiestelsel een geheimen toeleg" in zich rond dragen; dat zij, nu ja cen dam tegen willekeur van de administratie willen bouwen, maar liefst een van zoo lichte constructie, dat de overheid in de meeste gevallen vrij blijft uitgaan en den burger tegenover haar geen wezenlijke rechtswaarborg wordt geboden. Uit dit oogpunt willen de ondergeteekenden de nieuwe enumeratie, door hen ondernomen, hebben bezien, niet uit dat harer volledigheid of absolute bruikbaarheid, die beide nog zooveel te wenschen overlaten, dat zij hunne enumeratie publiceeren als eene verbeterde proeve, die richtsnoer wezen kan voor hen die, als het tot dit stelsel komt, zullen geroepen worden tot zijne uitwerking. Als aan den arbeid niet nog meer hapert dan wel zal blijken, zal dit hieraan zijn toe te schrijven, dat de ondergeteekenden voor de herziening van het onderdeel, dat over de financiën handelt, de medewerking mochten hebben van den inspecteur in algemeenen dienst aan het departement van financiën, Mr. J. B. Kan Jr. Daartoe door den minister van financiën Pierson, op het door de ondergeteekenden gedaan verzoek, gemachtigd, heeft Mr. Kan aan hunne samensprekingen, die tot omwerking van dit onderdeel van artikel 1 van het wetsontwerp hebben gevoerd, deelgenomen. Het zal vooral aan hem zijn te danken, als althans dit gedeelte van het artikel tot aanmerkingen niet overvloedig stof geeft. De ondergeteekenden hebben des heeren Kan's voorlichting voor deze rubriek te meer gewaardeerd, nu ook hij, gelijk uit zijne, vroeger door hen besproken, studie is gebleken '), aan competentiebepaling door alge

') Zie hunne Bijdrage in Rechtsgeleerd Magazijn 1899, hl. 163; afzonderlijke uitgaaf bl. 25.

meene formuleering boven die door enumereering de voorkeur geeft.

Zal de wetgever deze voorkeur deelen? De ondergeteekenden hopen en verwachten het tegendeel. Maar zelfs zoo zij hierin teleurgesteld worden, zullen zij met blijdschap het oogenblik begroeten, waarop de onafhankelijke administratieve rechter eindelijk ook in Nederland zijne intrede doet. Dat in ons staatsrecht aan de idee van den rechtsstaat hare volle ontvouwing te beurt valt, is de hoofdzaak, bij welke vergeleken het hoe, welk ongemeen gewicht dit voor het overige ook heeft, op den achtergrond treedt.

's Gravenhage

Leiden

November 1901.

J. RÖELL.
J. OPPENHEIM.

BIJLAGE.

Regeling der bevoegdheid van het administratief

hooggerechtshof.

ARTIKELEN 1-3 VAN HET ONTWERP VAN WET.

ONTWERP DER STAATSCOMMISSIE.

Art. 1.

Het administratief hoog-gerechtshof neemt bij uitsluiting kennis van:

A. Algemeen bestuur van Rijk, provincie of gemeente.

1. Verzet: a. tegen de lijsten, de personen aanwijzende die tot het kiezen van leden van de Tweede Kamer, van de Provinciale Staten en van den gemeenteraad bevoegd zijn; b. tegen de lijsten, hen aanwijzende die in de Rijks directe belastingen het hoogst zijn aangeslagen; c. tegen de beslissingen van Provinciale Staten aangaande de geloofsbrieven van nieuw inkomende leden, zoo deze strekken tot niet-toelating van een gekozen verklaarde; d. tegen de beslissingen aangaande de geloofsbrieven van nieuw inkomende leden van den gemeenteraad.

2. Verzet van leden van Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en gemeenteraden of van wethouders tegen besluiten waarbij zij van hunne betrekking worden vervallen verklaard of daarin geschorst.

GEWIJZIGD ONTWERP.

Art. 1.

Het administratief hooggerechtshof neemt bij uitsluiting kennis van de volgende twistgedingen:

A. Algemeen bestuur van rijk, provincie of gemeente.

1. Klachten: a. over de samenstelling van de lijsten de personen aanwijzende, die tot het kiezen van leden van de tweede kamer, van de provinciale staten en van den gemeenteraad bevoegd zijn; b. over de samenstelling van de lijsten de personen aanwijzende,die in de rijks directe belastingen het hoogst zijn aangeslagen; c. over de beslissingen van provinciale staten of gemeenteraden aangaande de geloofsbrieven van nieuw inkomende leden; d. over de beslissingen aangaande de geloofsbrieven der leden van de commissie bedoeld in art. 131 der gemeentewet.

2. Klachten: a. van leden van provinciale staten, gedeputeerde staten en gemeenteraden over besluiten waarbij te hunner vervanging eene verkiezing is uitgeschreven; b. van leden van provinciale staten, gedeputeerde staten

en

ONTWERP DER STAATSCOMMISSIE.

3. Twistgedingen tusschen provinciën of gemeenten over krachtens regeeringsrecht getroffen regelingen van gemeenschappelijke zaken, belangen, inrichtingen of werken, zoomede die tusschen provincien of gemeenten onderling of tusschen provincie en gemeente over het, krachtens regeeringsrecht, aanleggen en onderhouden van werken.

4. Klachten over de toepassing van wetten: a. tot vereeniging en splitsing-; b. tot vorming van nieuwe-; c. tot regeling der grenzen van provinciën en gemeenten.

5. Aanspraken aan ingezetenschap of andere publiekrechtelijke hoedanigheid ontleend, op de vruchten die in natura worden getrokken uit eigendommen van publiekrechtelijke lichamen.

6. Verzet van Provinciale of van Gedeputeerde Staten of van den Gemeenteraad tegen besluiten van het hooger gezag tot aanvulling of wijziging van de provinciale of gemeentelijke begrooting wegens het daarop ontbreken van door de wet opgelegde uitgaven.

7. Verzet: a. tegen het niet bekrachtigen door den Koning van het besluit tot vaststelling van het bedrag der provinciale ontvangsten en uitgaven; b. tegen de beslissing van Gedeputeerde Staten omtrent de gemeente-rekening.

GEWIJZIGD ONTWERP.

gemeenteraden of van wethouders over besluiten waarbij zij van hunne betrekking worden vervallen verklaard.

3. Klachten: a. van provinciën onderling of gemeenten onderling, over, op publiek rechtelijken grondslag getroffen, regelingen van gemeenschappelijke zaken, belangen, inrichtingen of werken; b. van provincien onderling of gemeenten onderling of ook van provincie en gemeente over het aanleggen en onderhouden van werken krachtens publiekrechtelijke verplichting.

4. Klachten over de toepassing van wetten: a. tot vereeniging en splitsing-; b. tot vorming van nieuwe-; c. fot regeling der grenzen van provinciën en gemeenten.

5. Klachten over het niet of niet volledig erkennen van aanspraken, aan ingezetenschap of andere publiekrechtelijke hoedanigheid ontleend, op het gebruik of genot van eigendommen van publiekrechtelijke lichamen.

6. Klachten van provinciale staten of van den gemeenteraad over besluiten van het hooger gezag tot wijziging van de provinciale- of gemeentelijke begrooting.

7. Klachten van den gemeenteraad, burgemeester en wethouders of den gemeenteontvanger over het besluit van gedeputeerde staten, houdende vaststelling der ontvangsten en uitgaven van de gemeente over een afgeloopen dienstjaar.

« PreviousContinue »