Page images
PDF
EPUB

Zij worden verkozen door de Provinciale Staten a), in de volgende ver

[merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small]

Ingeval van vereeniging of splitsing van provinciën, voorziet dezelfde wet, die dit beveelt, in de wijziging, welke daardoor in deze verhouding noodig zal worden bevonden. (G. 2.)

TWEEDE AFDEELING.

Van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

79 (83). Om tot lid der Tweede Kamer verkiesbaar te zijn, wordt alleen vereischt, dat men Nederlander, in het volle genot der burgerlijke en burgerschapsregten zij en den ouderdom van dertig jaren hebbe vervuld. b)

80. Die te gelijk of op meer dan ééne plaats tot lid van de Eerste of van de Tweede of van beide Kamers is gekozen, verklaart welke dier benoemingen hij aanneemt. (G. 88.) c)

81 (84). De leden der Tweede Kamer hebben zitting gedurende vier jaren. De helft van hen valt om de twee jaren uit, volgens een daarvan te maken rooster. d) De uitvallende zijn dadelijk weder verkiesbaar.

82 (85). De leden stemmen, elk volgens eed en geweten, zonder last van of ruggespraak met hen, die benoemen. (G. 74, 92, 127.)

83 (86). Bij het aanvaarden hunner betrekking leggen zij, ieder op de wijze zijner godsdienstige gezindheid, den volgenden eed of belofte af:

>>Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Grondwet. Zoo waarlijk >>helpe mij God almagtig!" (»Dat beloof ik!") Alvorens tot dien eed of belofte te worden toegelaten, leggen zij den volgenden eed (verklaring en belofte) van zuivering af:

>>Ik zweer (verklaar), dat ik, om tot lid van de Tweede Kamer der >>>Staten-Generaal te worden benoemd, directelijk of indirectelijk, aan »geene personen, hetzij in of buiten het bestuur, onder wat naam of >>voorwendsel ook, eenige giften of gaven beloofd of gegeven heb, noch >>>beloven of geven zal.

>>Ik zweer (beloof), dat ik, om iets hoegenaamd in deze betrekking >>te doen of te laten, van niemand hoegenaamd eenige beloften of ge>>schenken aannemen zal, directelijk of indirectelijk.

>> Zoo waarlijk helpe mij God almagtig!" (»Dat verklaar en beloof ik!")

a) Vg. de artt. 71-97 der Wet van den 4dea Julij 1850 (Stb. n°. 37) (Kieswet), en de artt. 78-83 der Wet van den 6den Julij 1850 (Stb. n°. 39) (Provinciale Wet). b) Vg. art. 98 der Kieswet.

c) Vg. artt. 92 en 107 der Kieswet.

d) Vg. artt. 99 en 116 der Kieswet. Bij ontbinding van de Tweede Kamer begint, volgens art. 115, de rooster van aftreding telkens op nieuw te werken over één jaar, te beginnen met den eerstvolgenden derden Maandag in September.

Deze eeden (beloften en verklaring) worden afgelegd in handen van den Koning, of in de vergadering der Tweede Kamer, in handen van den voorzitter, daartoe door den Koning gemagtigd. (G. 86.)

84 (87). De voorzitter wordt door den Koning benoemd voor het tijdperk eener zitting, uit eene door de Kamer aangeboden opgave van drie leden. (G. 95.) 85 (88). De leden genieten, tot vergoeding der reiskosten, eens, heen en terug, voor elke zitting, zoodanige som, als naar de afstanden door de wet zal worden geregeld. a)

Als verdere schadeloosstelling wordt hun toegelegd eene som van /2000's jaars. Deze schadeloosstelling wordt, voor den tijd der zitting, niet genoten door hen, die gedurende de geheele zitting afwezig bleven.

DERDE AFDEELING.

Van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

86 (82, 90*). De leden der Eerste Kamer hebben zitting gedurende negen jaren. Een derde gedeelte treedt om de drie jaren af, volgens een daarvan te maken rooster. b) De uitvallende leden zijn dadelijk weder verkiesbaar. Art. 82 is op hen van toepassing.

Zij leggen, bij het aanvaarden hunner betrekking, in handen van den Koning, gelijke eeden (beloften en verklaring) af, als voor de leden der Tweede Kamer zijn bepaald. (G. 83.)

Zij genieten reis- en verblijfkosten volgens de wet. c)

87 (91). De voorzitter wordt door den Koning benoemd, voor het tijdperk eener zitting. (G. 84, 95, 103.)

VIERDE AFDEELING.

Beschikkingen aan beide Kamers gemeen.

88 (92). Niemand kan te gelijk lid der beide Kamers zijn. (G. 80.) 89 (93). De hoofden der ministeriele departementen hebben zitting in de beide Kamers. Zij hebben alleen eene raadgevende stem, ten ware zij tot leden der vergadering mogten benoemd zijn.

Zij geven aan de Kamers, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, de verlangde inlichtingen, waarvan het verleenen niet strijdig kan worden geoordeeld met

a) Art. 2 der Wet van den 26sten Mei 1849 (Stb. n°. 17), tot regeling der reis- en verblijf kosten van de leden der Eerste Kamer, en der reiskosten van de leden der Tweede Kamer van de Staten Generaal, bepaalt :

De leden der Tweede Kamer genieten tot vergoeding der reiskosten, ééns voor de heen- en ééns voor de terugreis, voor elke zitting, vijf en zeventig cents voor ieder uur afstand tusschen de plaats, waar zij met der woon gevestigd zijn, en de stad, alwaar de Staten-Generaal vergaderen.

b) Zie artt. 113 en 116 der Kieswet. Bij ontbinding der Kamer begint de rooster, volgens art. 115, telkens op nieuw te werken over twee jaren, te beginnen met den eerstvolgenden derden Maandag in September.

c) Art. 1 der boven aangehaalde Wet van den 26sten Mei 1849 (Stb. n°. 17) bepaalt :

De leden der Eerste Kamer genieten gedurende elke zitting der Staten-Generaal, telkens wanneer zij

tot het houden van vergaderingen worden bijeengeroepen, voor de afgelegde reize, voor reiskosten, zoowel voor de heen- als voor de terugreis, vijf en zeventig cents voor ieder uur afstand tusschen de plaats, waar zij met der woon gevestigd zijn, en de stad, alwaar de Staten-Generaal vergaderen. Zij genieten daarteboven voor het bijwonen der vergadering, voor verblijfkosten, acht gulden per dag, en zulks van den dag af, tegen welken de vergadering is bijeengeroepen, tot op dien, waarop zij tot nadere bijeenroeping uiteengaat, of tot op den dag van de sluiting der zitting

Deze verblijfkosten worden ook genoten door leden, die, nadat de vergadering tot nadere bijeenroeping is gescheiden, in commissie werkzaam blijven, totdat die commissie is afgeloopen

Zij worden niet genoten door de leden, met der woon gevestigd in de stad alwaar de Staten-Generaal vergaderen.

het belang en de zekerheid van het Rijk, de kolonien en bezittingen van het Rijk in andere werelddeelen.

Zij kunnen door elke der Kamers worden uitgenoodigd, om te dien einde ter vergadering tegenwoordig te zijn. (G. 49, 56, 57.)

90. De Tweede Kamer heeft het regt van onderzoek (enquête), te regelen door de wet. (Stb. 1850 n°. 45.)

91 (94, 95). De leden der Staten-Generaal kunnen niet te gelijk zijn leden of procureur-generaal van den Hoogen Raad a), noch leden van de Rekenkamer b), noch commissaris des Konings in de provincien c), noch geestelijken, noch bedienaren van de godsdienst. d)

Krijgslieden in werkelijke dienst, het lidmaatschap van eene der beide Kamers aanvaardende, zijn gedurende dat lidmaatschap van regtswege op non-activiteit. Ophoudende lid te zijn, keeren zij tot de werkelijke dienst terug.

De ambtenaren, die ter verkiezing voorzitten, zijn binnen het district, waarin zij voorzitten, niet benoembaar. e)

Leden der Staten-Generaal, een bezoldigd staats-ambt aannemende of bevordering in de staats-dienst verwervende, houden op leden der Kamers te zijn, maar zijn dadelijk weder verkiesbaar. f)

92. De leden der Kamers zijn niet geregtelijk vervolgbaar wegens de adviezen, door hen in de vergadering uitgebragt.

93 (96). Elke Kamer onderzoekt de geloofsbrieven harer nieuw inkomende leden, en beslist de geschillen, welke aangaande die geloofsbrieven of de verkiezing zelve oprijzen. g)

94. (97). Elke Kamer benoemt haren griffier buiten haar midden. h) 95 (99). De Staten-Generaal vergaderen ten minste eenmaal 's jaars. Hunne gewone vergadering wordt geopend op den derden Maandag in September.

De Koning roept de buitengewone vergadering bijeen, zoo dikwijls hij zulks noodig oordeelt.

96 (109). De afzonderlijke zittingen der beide Kamers, en even zoo de vereenigde zittingen, worden in het openbaar gehouden. i)

De deuren worden gesloten, wanneer een tiende gedeelte der aanwezige leden het vordert of de voorzitter het noodig keurt.

De vergadering beslist, of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd. Over de punten in besloten vergadering behandeld, kan daarin ook een besluit worden genomen.

97 (100). De Staten-Generaal, bij overlijden des Konings of bij afstand van de Kroon niet vergaderd zijnde, vergaderen zonder voorafgaande oproeping. Deze buitengewone vergadering wordt op den vijftienden dag na het overlijden of na den afstand geopend. Zijn de Kamers ontbonden, dan vangt deze termijn aan van den afloop der nieuwe verkiezingen. (G. 24, 37, 47.)

[blocks in formation]

zulk een ambt de beraadslagingen in de Staten-
Generaal in 1850 en later (Bigbl. tot de Stcour.
1849-1850, bl. 271, 281; 1850-1851, bl. 100;
1853-1854, bl. 19; 1855-1856, bl. 31, enz.).
g) Vg. de artt. 58, 62, 90, 105 der Kieswet.
h) De instructie van den Griffier der Tweede
Kamer is vastgesteld 14 Mei 1849; die van den
Griffier der Eerste Kamer 16 Juni 1849.

i) Het tegenwoordige Reglement van Orde der Tweede Kamer is vastgesteld op 19 Maart 1874 en in werking getreden op 14 April 1874. Het is sedert gewijzigd op den 10den Maart en den 11den October 1875. Het Reglement van Orde der Eerste Kamer is vastgesteld op 27 Februarij 1849 en gewijzigd op 27 Mei 1870.

98 (101). De vergadering der Staten-Generaal wordt, in vereenigde zitting der beide Kamers, door den Koning of door eene commissie van zijnentwege geopend. Zij wordt op dezelfde wijze gesloten, wanneer hij oordeelt, dat het belang van het Rijk niet vordert de vergadering langer bijeen te houden.

De gewone jaarlijksche vergadering blijft ten minste twintig dagen bijeen, tenzij de Koning gebruik make van het regt in art. 70 omschreven.

99. Bij ontbinding van eene der Kamers of van beide, sluit de Koning tevens de vergadering der Staten-Generaal. (G. 70, 97, 98.)

100 (102). De Kamers mogen, noch afzonderlijk, noch in vereenigde zitting, beraadslagen of besluiten, zoo niet meer dan de helft der ledentegenwoordig is.

101 (103). Alle besluiten worden door volstrekte meerderheid der stemmende leden opgemaakt.

Bij staken van stemmen wordt het nemen van het besluit tot eene volgende vergadering uitgesteld.

In deze, en evenzoo in eene voltallige vergadering, wordt, bij staken van stemmen, het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

102 (104). Over alle zaken wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, doch bij het doen van keuzen of voordragten van personen, bij besloten en ongeteekende briefjes.

103 (105). Bij eene vereenigde zitting worden de beide Kamers als slechts ééne beschouwd en nemen hare leden, naar willekeur, door elkander plaats. De voorzitter der Eerste Kamer heeft de leiding der vergadering. (G. 24, 36, 38, 39, 41, 43, 45, 50-52, 98.) a)

VIJFDE AFDEELING.

Van de Wetgevende Magt.

104 (106). De wetgevende magt wordt gezamenlijk door den Koning en de Staten-Generaal uitgeoefend.

105 (107). De Koning zendt zijne voorstellen, hetzij van wet, hetzij andere, aan de Tweede Kamer, bij eene schriftelijke boodschap, welke de redenen van het voorstel inhoudt, of door eene commissie. (G. 69.) b)

106 (108). Over eenig ingekomen voorstel des Konings wordt door de volle Kamer niet beraadslaagd, dan nadat het is overwogen in de onderscheidene afdeelingen, waarin al de leden der Kamer zich verdeelen en welke op gezette tijden bij loting vernieuwd worden.

107. De Tweede Kamer heeft het regt wijzigingen in een voorstel des Konings te maken.

108 (110-111). Wanneer de Tweede Kamer tot aanneming van het voorstel, hetzij onveranderd, hetzij gewijzigd, besluit, zendt zij het aan de Eerste Kamer met het volgende formulier:

>> De Tweede Kamer der Staten-Generaal zendt aan de Eerste Kamer >>het hiernevensgaande voorstel des Konings, en is van oordeel, dat >>het, zoo als het daar ligt, door de Staten-Generaal behoort te worden. >>aangenomen."

Wanneer de Tweede Kamer tot het niet aannemen van het voorstel besluit, geeft zij daarvan kennis aan den Koning met het volgende formulier:

a) Het Reglement van Orde voor de Vereenigde zittingen is vastgesteld op 23 April 1850.

b) Onder de tegenwoordige Grondwet heeft inzending door eene Commissie nog geen plaats ge

had: onder vigueur der gelijkluidende bepaling van art. 106 der Gw. van 1815 had zij meer dan eens plaats. Zie De Geer, Antecedenten, bl. 32 volgg.

>>De Tweede Kamer der Staten-Generaal betuigt den Koning haren >>dank voor zijnen ijver in het bevorderen van 's Rijks belangen, en ver>>zoekt hem eerbiedig het gedane voorstel in nadere overweging te >>nemen."

109 (112-113). De Eerste Kamer overweegt, met inachtneming van art. 106, het voorstel zoodanig, als het door de Tweede Kamer is aangenomen. Wanneer zij tot aanneming van het voorstel besluit, geeft zij daarvan kennis aan den Koning en aan de Tweede Kamer met de volgende formulieren: »Aan den Koning.

>>De Staten-Generaal betuigen den Koning hunnen dank voor zijnen »>ijver in het bevorderen van 's Rijks belangen, en vereenigen zich met >>het voorstel, zoo als het daar ligt.”

»Aan de Tweede Kamer.

>> De Eerste Kamer der Staten-Generaal geeft aan de Tweede Kamer >>kennis, dat zij zich heeft vereenigd met het voorstel betrekkelijk. »op den .... aan haar door de Tweede Kamer toegezonden." Wanneer de Eerste Kamer tot niet-aanneming van het voorstel besluit, geeft zij daarvan kennis aan den Koning en aan de Tweede Kamer met de volgende formulieren:

»Aan den Koning.

>>De Eerste Kamer der Staten-Generaal betuigt den Koning haren »dank voor zijnen ijver in het bevorderen van 's Rijks belangen, en ver>>zoekt hem eerbiedig het gedane voorstel in nadere overweging te nemen."

»Aan de Tweede Kamer.

>>De Eerste Kamer der Staten-Generaal geeft aan de Tweede Kamer >>kennis, dat zij den Koning eerbiedig heeft verzocht het voorstel be>>trekkelijk......, op den...... aan haar door de Tweede Kamer toe»gezonden, in nadere overweging te nemen.'

110 (114). De Staten-Generaal hebben het regt voorstellen van wet aan den Koning te doen. (G. 69, 72.)

111 (115-116). De voordragt daartoe behoort uitsluitend aan de Tweede Kamer, die het voorstel overweegt op gelijke wijze, als zulks ten aanzien van 's Konings voorstellen is bepaald, en, na aanneming, aan de Eerste Kamer verzendt met het volgende formulier:

»De Tweede Kamer der Staten-Generaal zendt aan de Eerste Kamer >>het hiernevens gaande voorstel, en is van oordeel, dat de Staten>>Generaal daarop 's Konings bewilliging behooren te verzoeken." 112 (117-118). Wanneer de Eerste Kamer, na daarover op de gewone wijze te hebben beraadslaagd, het voorstel goedkeurt, zendt zij het aan den Koning met het volgende formulier:

>>De Staten-Generaal, oordeelende dat het nevensgaande voorstel zou >>kunnen strekken tot bevordering van 's Rijks belangen, verzoeken >>eerbiedig daarop 's Konings bewilliging."

Voorts geeft zij daarvan kennis aan de Tweede Kamer met het volgende formulier:

>>De Eerste Kamer der Staten-Generaal geeft kennis aan de Tweede >>Kamer, dat zij zich heeft vereenigd met het van haar op den...... >>ontvangen voorstel betrekkelijk ......, en daarop namens de Staten>>>Generaal 's Konings bewilliging heeft verzocht."

« PreviousContinue »