Page images
PDF
EPUB

CODEX DOCUMENTORUM.

OORKONDEN EN BESCHEIDEN

DER

VOORMALIGE ABDIJ KLOOSTERRADE.

MEDEGEDEELD DOOR J. PAQUAY.

BESCHRIJVING DER OORKONDEN.

Verscheidene handschriften der voormalige abdij Kloosterrade berusten op 't archief van 't Seminarie te St. Truiden. Reeds in 1868 werden die handschriften vermeld in de Publications de la Société historique et archéologique du Limbourg Tome V p. 454 - 455. Een jaar nadien verscheen de „Beredeneerde Inventaris der oorkonden en bescheiden der abdij Kloosterrade berustende op 't provinciaal archief van Limburg", door Mr Franquinet.

Een belangrijk handschrift, berustend op 't Seminarie van St. Truiden, is aan den briefwisselaar der Publications, alsook aan Mr Franquinet onbekend gebleven. Het is een Cartularium, dat het volgend opschrift draagt: „Manuscriptum continens varia concernantia abbatiam Rodensem" en afschrift bevat van menigvuldige charters, oorkonden en bescheiden.

Het eerste en grootste gedeelte (tot fol. 294) loopt tot het jaar 1682; het tweede gedeelte, later bijgevoegd, bevat stukken van geringer belang in de latijnsche, duitsche, nederlandsche en fransche talen. Het eerste gedeelte, waarvan het laatste stuk uit

1682 dagteekent, is door dezelfde hand geschreven als het handschrift der Kroniek van Rolduc, insgelijks te St. Truiden bewaard, dat tot tekst gediend heeft aan Edouard Lavalleye, voor de Annales Rodenses Tome VII de l'Histoire du Limbourg par Ernst, Liège 1852. Merkwaardig mag het heeten dat in laatstgenoemd handschrift, het geschrift merkelijk verandert midden in 't verhaal der abdijhervorming in 1681 (bij Lavalleye bl. 172 4de regel). Zoozeer verschilt het geschrift, dat men bij den eersten aanblik geneigd is te veronderstellen dat het overige door eene andere hand geschreven is. Doch, bij nader onderzoek blijkt, dat de opschriften hier en daar in den tekst ingelascht en in 't algemeen de hoofdletters denzelfden vorm als vroeger behouden.

Hetzelfde verschijnsel van geschriftverandering doet zich voor in ons Cartularium op 't einde van het eerste deel.

De laatste stukken van 1672, 1678, 1682 en 1711 zijn later aangevuld (1); het geschrift wordt grooter, de vorm van enkele letters wijkt van de vorige af en begint zeer op het tweede geschrift der Annales te gelijken.

Hieruit kan men reeds vermoeden, dat de geschiedschrijver der Abdij, alvorens zijne Kroniek op te stellen of liever gelijktijdig met deze en met het oog op dit werk, eene verzameling der oorkonden vervaardigd heeft, en dat beide werken gedurende ettelijke jaren onderbroken zijn geweest en later voortgezet, hetgeen de verandering in 't geschrift uitlegt.

con

Wie is de schrijver der Annales Rodenses? Zulks staat niet uitdrukkelijk aangeteekend in het handschrift der kroniek. Het opschrift door Lavalleye aangegeven (bl. 69): „Auctor tinuationis Annalium Rodensium est celeber abbas huius abbatiae Nicolaus Heyendal natus in villa Walhorn qui obiit V maii 1733 (2), is in het handschrift niet te vinden. Aldaar staat alleen te lezen

(1) Amortizatie der plaats, waar de Baalsbrugger molen gebouwd is, 5 Juni 1682 bl. 291–295; Guliksche Zollbefreyung. Dusseldorf, 27 Oct. 1711.

(2) Tot abt gekozen op 10 Juni 1712 (Gallia Christianat. III bl. 1108) en bevestigd door Jozef Clemens, bisschop van Luik op 21 Juni 1712 (zie Franquinet 1. c. bl. 296).

(fo 128 verso): „Hactenus ex antiquo pergameno (1) excepto, quod ea quae scripta sunt minutiori charactere (2) aliunde sumpta et iuxta ordinem temporis inserta sint et nonnihil introrsus in margine scripta... Quae nunc sequuntur ex bustis archivii nostri et aliunde conquisita sunt et in ordinem temporis redacta".

Dat nochtans abt Nicolaus Heyendal de schrijver der Annales Rodenses is, valt geenszins te betwijfelen en blijkt namelijk uit de manier waarop hij van zich zelven, bij 't verhaal zijner lotgevallen, spreekt. Alvorens de waardigheid van abt te bekleeden, had Heyendal het leeraarsambt der H. Godgeleerdheid vanaf 1698 waargenomen en te voren, van 1694 tot 1697, het ambt van pastoor te Eupen uitgeoefend. De stichtingsakte der parochie Eupen in 1595, alsook het getuigenis der Annales (bl. 223) laten daaromtrent niet den minsten twijfel mogelijk. De schrijver der Annales verhaalt vrij uitvoerig de gebeurtenissen, die te Eupen plaats grepen en de moeielijkheden waarmede hij te kampen had.

Hij stipt insgelijks aan (zie bl. 241 bij Lavalleye), zonder nochtans zijnen naam te melden, dat hij in 1694 tot schatmeester der abdij werd aangesteld, maar van die bediening, wegens tegenstand van sommigen, had moeten afzien: „Ad haec is, cui lectoris officium injunctum fuerat, sicut anno 1694 invidiam ex eo passus fuerat, quod aeconomiae praefectus esset et propter hanc causam in Eupen missus fuerat, idem ille rursus invidiam subiit ex nova functione lectoris".

Welnu het jaar 1694 (bl. 216 bij Lavalleye) levert ons de volgende beteekenisvolle aanduiding: „Hoc eodem anno, mense junio erupit in publicum queremonia... quasi contra confratres e ducatu Limburgensi oriundos, sed qua indirecte petebatur unus istius patriae religiosus qui, internorum monasterii negotiorum curam gerendo, registra abbatiae magno labore renovando, antiqua archivii monumenta perscrutando ac denique monasterii oeconomiam sub abbate curando, ipsoque absente cellariorum claves custodiendo, seniorum quorumdam invidiam incurrerat" (3).

(1) Historia fundationis, insgelijks uitgegeven tot 1157 in de Monumenta Germaniae historica van Pertz, Scriptores T. xvi 698-700 door Bethmann en Wattenbach. (2) Nota's door Lavalleye weggelaten.

(3) Heyendal's biografen derhalve schrijven hem eenparig de Continuatio Annalium Rodensium toe. Dezelfde geleerde abt heeft nog eene beknopte geschiedenis der abdij, op verzoek der schrijvers der Gallia Christiana opgesteld. (Gallia Christiana 1725 t. III f. 1004-1905).

Heyendal, van Walhorn geboortig, wordt hier duidelijk bedoeld als bewerker der kroniek.

Abt Heyendal is dus zonder twijfel de voortzetter der Annales Rodenses.

Twee handschriften der Annales zijn tot heden bewaard. Eene eerste bewerking der Annales en eene oorkondenverzameling door dezelfde hand geschreven berusten te St. Truiden zooals wij boven aanstipten.

Een tweede prachtig handschrift, door Heyendal eigenhandig geschreven, berust op 't Seminarie van Rolduc en is bij Franquinet (op. cit. blz. 296-297) niet vermeld. Dit handschrift is eene verbeterde en vermeerderde bewerking der Annales.

Buiten de Kroniek schreef Heyendal eene verhandeling over de goederen en de rechten der abdij: „Notitia status rerum etc." ten dienste zijner opvolgers (Zie Franquinet bl. 296).

Het exemplaar van dit werk, te Rolduc berustend, is slechts een afschrift van 't origineel. Dit blijkt uit 't opschrift van 't titelblad dat aldus luidt: „Notitia status rerum, negotiorum, praerogativorum, onerum, bonorum, proventuum Monasterii Rodensis, pro instructione abbatum aliorumque qui in futurum monasterii temporalia administrabunt JUXTA ORIGINALE CONSCRIPTUM A ReVERENDO DOMINO N. HEYENDALL".

Uit deze laatste verhandeling kan men met volle zekerheid besluiten dat abt Heyendal, buiten de Annales en gelijktijdig met deze, een Oorkondenboek opgesteld heeft en wel het Oorkondenboek of Cartularium dat te St. Truiden bewaard wordt.

Ziehier hoe dit ten duidelijkste blijkt:

Talrijk zijn in genoemde verhandeling de aanwijzingen van Heyendal naar de Annales en naar een Liber of Codex docu

mentorum.

De verwijzingen naar de Annales komen met het handschrift der kroniek, te Rolduc bewaard, overeen.

Wat de verwijzingen naar het Liber of Codex documentorum betreft, deze stemmen volkomen overeen met de charter-verzameling, te St.-Truiden bewaard.

Alzoo, bij voorbeeld, wordt er verwezen voor 't charter van

« PreviousContinue »