Page images
PDF
EPUB

du portefeuille du Ministère des Affaires Etrangères de S. M. le Roi du
Royaume des Deux Siciles, qu'il demeure convenu, d'un commun accord
entre S. M. le Roi des Pays-Bas et S. M. le Roi du Royaume des Deux
Siciles, jusqu'à ce que réciproquement une disposition contraire ait été
communiquée trois mois d'avance, que les navires de commerce Néerlandais
et ceux du Royaume des Deux Siciles, respectivement, en destination de
l'un des Etats pour l'autre, non seulement pourront, aux termes du traité
signé à Naples le 17 Novembre 1847, et pendant tout le temps de sa
છે
durée, être nolisés avec des produits de leur sol ou de leur industrie,
mais en outre, étant chargés seulement en partie de produits de l'un ou
de l'autre pays, lors de leur expédition des ports Néerlandais ou Siciliens,
auront la faculté de compléter leur chargement dans des ports étrangers
intermédiaires, et n'en continueront pas moins à jouir des avantages sti-
pulés, et cela sans réserve, dans le traité susmentionné, signé le 17
Novembre 1847 entre les Royaumes des Pays-Bas et des Deux Siciles.
Le soussigné profite de cette occasion pour offrir à Monsieur le Chevalier
Carafa de Traeto les assurances de sa haute considération.

La Haye, le 30 Décembre 1854.

VAN HALL.

Le Ministre des Affaires Etrangères déclare qu'une assurance pareille, relative au traitement réciproque des navires de commerce, a été donnée par le gouvernement du Royaume des Deux Siciles, le 20 Janvier 1855.

VAN HALL

1855. 22 Janv.

No. 324. Convention entre le Royaume des Pays-Bas et les Etats, Unis d'Amérique, réglant les conditions auxquelles les agents consulaires de ces Etats pourront être admis dans les principaux ports des colonies Néerlandaises, conclue le 22 Janvier 1855.

Z. M. de Koning der Nederlanden, de vriendschapsbanden die tusschen het Koningrijk der Nederlanden en de Vereenigde Staten van Amerika bestaan, naauwer wenschen de toe te halen en aan de handelsbetrekkingen, die zoo gelukkig tusschen de beide Staten tot stand zijn gebragt, de meest mogelijke uitbreiding willende geven, heeft, ten einde dat doel te bereiken, en om te voldoen aan een herhaaldelijk te kennen gegeven verlangen van de Regering der Vereenigde Staten, toegestemd in het toelaten van consuls van die Staten in de voornaamste havens der Nederlandsche

(Journal Officiel, 1855, no. 63.)

H. M. the King of the Netherlands wishing to strengthen the bonds of friendship subsisting between the Kingdom of the Netherlands and the United States of America, and to give the amplest possible development to the commercial intercourse, so happily established between the two nations, has for the accomplishment of that purpose, and in order to satisfy a desire repeatedly expressed by the Government of the United States, consented to receive consuls from said States in the principal ports of the Dutch colonies, with the reservation however of making this concession

koloniën, onder voorbehoud evenwel deze vergunning tot het onderwerp te maken eener uitdrukkelijke overeenkomst, waarbij de regten, verpligtingen en voorregten dier consuls in de gezegde koloniën duidelijk en naauwkeurig werden omschreven.

Te dien einde heeft Z. M. de Koning der Nederlanden benoemd de heeren Floris Adriaan van Hall, Grootkruis enz., Hoogstdeszelfs Minister van Staat en van Buitenlandsche Zaken, en Charles Ferdinand Pahud, Grootkruis enz., Hoogstdeszelfs Minister van Koloniën;

De President der Vereenigde Staten heeft benoemd den heer August Belmont, burger der Vereenigde Staten en Minister - Resident van die Staten bij Z. M. den Koning der Nederlanden ;

Die, na mededeeling hunner volmagten, welke in goeden en behoorlijken vorm zijn bevonden, omtrent de navolgende artikelen zijn overeengekomen.

Art. 1. Er worden consuls-generaal, consuls en vice-consuls der Vereenigde Staten van Amerika toegelaten in al de havens van de overzeesche bezittingen of koloniën der Nederlanden, welke open zijn voor de schepen van alle landen.

Art. 2. De consuls-generaal, consuls en vice-consuls der Vereenigde Staten van Amerika worden beschouwd als handelsagenten, ter bescherming van den zeehandel hunner landgenooten, in de havens van het ressort van hun consulair arrondissement.

Zij zijn onderworpen zoowel aan de burgerlijke als aan de strafwetten des lands, waar zij gevestigd zijn, onverminderd de uitzonderingen, die de tegenwoordige overeenkomst in hun belang vaststelt.

Art. 3. De consuls-generaal en consuls, alvorens tot de uitoefening hunner werkzaamheden te worden toegelaten, en het genot te hebben van de

[blocks in formation]

vrijdommen, die daaraan verbonden zijn, leggen aan de regering van Z. M. den Koning der Nederlanden eene commissie in behoorlijken vorm over.

Nadat het exequatur, hetwelk zoo spoedig mogelijk door den gouverneur der kolonie zal worden mede-onderteekend, is verleend, hebben gezegde agenten regt op de bescherming der regering en op den bijstand der plaatselijke overheid voor de vrije uitoefe ning hunner betrekking.

De regering behoudt zich bij het verleenen van het exequatur de bevoegdheid voor, dit weder in te trekken, of door den gouverneur der koloniën te doen intrekken, met opgave der redenen.

Art. 4. De consuls-generaal en consuls zijn geregtigd boven de buitendeur hunner consulaten het wapen van hunne regering te plaatsen, met het opschrift: Consulaat van de Vereenigde Staten van Amerika."

Het is uitdrukkelijk verstaan, dat dit uitwendig teeken nimmer kan worden aangemerkt als gevende het jus asyli, noch als kunnende de woning en hare bewoners onttrekken aan de vervolging der plaatselijke justitie.

Art. 5. Het staat echter vast, dat de archiven en bescheiden betreffende de zaken van het consulaat tegen elk onderzoek zullen beschermd zijn, en dat geen overheid of ambtenaar de bevoegdheid zal hebben, die op eenigerhande wijze of onder eenig voorwendsel te onderzoeken, in beslag te nemen of daarvan inzage te hebben.

Art. 6. De consuls - generaal, consuls en vice-consuls zijn met geenerhande diplomatieke waardigheid bekleed. Indien eene aanvrage aan de Nederlandsche regering moet worden gedaan, geschiedt zulks door tusschenkomst van den diplomatieken agent, te 's Gravenhage gevestigd, indien er een is. In spoedvereischende gevallen kan de consul zelf de aanvrage doen aan den gouverneur der

present a commission in due form to the Goverment of H. M. the King of the Netherlands.

After having obtained the exequatur which shall be contersigned as promptly as possible by the governor of the colony, the said consular agents shall be entitled to the protection of the government and to the assistance of the local authorities in the free exercise of their functions.

The government in granting the exequatur, reserves the right of withdrawing the same, or to cause it to be withdrawn by the governor of the colony, on a statement of the reasons for doing so.

Art. 4. The consuls-general and consuls are authorized to place on the outer door of their consulates the arms of their government, with the inscription: Consulate of the United States of America."

It is well understood, that this outward mark shall never be considered as conferring the right of asylum, nor as having the power to exempt the house and those dwelling therein from the prosecution of the local justice.

Art. 5. It is nevertheless understood, that the archives and documents relating to the affairs of the consulate shall be protected against all search, and that no authority or magistrate shall have the power under any pretext whatever to visit or seize them or to examine their contents.

Art. 6. The consuls-general, consuls and vice-consuls shall not be invested with any diplomatic character. When a request is to be addressed to the Netherland government, it must be done through the medium of the diplomatic agent residing at the Hague, if one be there. The consul may in case of urgency apply to the governor of the colony himself, showing the urgency of the case, and

kolonie, daarbij het dringende der zaak aantoonende en de redenen, waarom de aanvrage niet aan de ondergeschikte overheid kan worden gedaan, of dat de vroegere aanvragen aan deze overheden zonder gevolg zijn gebleven.

Art. 7. De consuls-generaal en de consuls zijn bevoegd vice-consuls te benoemen in de havens vermeld in art. 1 en gelegen in hun consulair district.

De vice-consuls kunnen zonder onderscheid worden gekozen uit de Nederlandsche onderdanen, uit de burgers der Vereenigde Staten of uit die van elk ander land, gevestigd of kunnende, volgens de bepalingen der plaatselijke wetten, worden toegelaten tot het zich vestigen in de haven, waar de vice-consul wordt aangesteld.

Deze vice-consuls, wier benoeming onderworpen is aan de goedkeuring van den gouverneur der kolonie, worden voorzien van eene aanstelling, afgegeven door den consul onder wiens bevelen zij werkzaam moeten zijn.

De gouverneur der kolonie kan in ieder geval de goedkeuring, waarvan zoo even is gesproken, aan de viceconsuls ontnemen, onder mededeeling der redenen aan den consulgeneraal of consul van het betrokken district.

Art. 8. De paspoorten, door consuls of consulaire agenten afgegeven of geviseerd, ontslaan geenszins van de verpligting om zich te voorzien van al de stukken, door de plaatselijke wetten tot het reizen of zich vestigen in de koloniën gevorderd.

Het regt om het verblijf in de kolonie te ontzeggen, of de verwijdering te bevelen van den persoon aan wien een paspoort is afgegeven, blijft den gouverneur der kolonie voorbe

houden.

Art. 9. Wanneer een schip der Vereenigde Staten op de kusten van

stating the reasons, why the request cannot be addressed to the subordinate authorities, or that previous applications made to such authorities have not been attended to.

Art. 7. Consuls-general and consuls shall be free to establish viceconsuls in the ports mentioned in article 1 and situated in their consular districts.

The vice-consuls may be taken indiscriminately from among the subjects of the Netherlands, or from citizens of the United States, or of any other country, residing or having the privilege, according to the local laws, to fix their residence in the port to which the vice-consul shall be named.

These vice-consuls, whose nomination shall be submitted to the approval of the governor of the colony, shall be provided with a certificate given to them by the consul under whose orders they exercise their functions.

The governor of the colony may in all cases withdraw from the viceconsuls the aforesaid sanction, in communicating to the consul-general or consul of the respective district the motives for his doing so.

Art. 8. Passports, delivered or signed by consuls or consular agents, do not dispense the bearer from providing himself with all the papers required by the local laws, in order to travel or to establish himself in the colonies.

The right of the governor of the colony to prohibe the residence in, or to order the departure from the colony of any person, to whom a passport may have been delivered, remains undisturbed.

Art. 9. When a ship of the United States is wrecked upon the coast of

eene der Nederlandsche kolonien komt te stranden, neemt, bij afwezigheid van den kapitein of den supercarga, of, met hunne toestemming, de consul-generaal, consul of vice-consul, aanwezig ter plaatse van de schipbreuk, al de noodige maatregelen tot redding van schip, lading en alles wat daartoe behoort.

Bij afwezigheid van den consulgeneraal, consul of vice-consul neemt de Nederlandsche overheid der plaats, waar het schip is gestrand, de maatregelen bij de wetten der kolonie voorgeschreven.

Art. 10. De consuls-generaal, consuls en vice-consuls kunnen, voor zoo ver de uitlevering van deserteurs van koopvaardij- of oorlogschepen bij tractaat is bedongen, de hulp der plaatselijke overheid inroepen, tot het aanhouden, gevangen nemen en in verzekerde bewaring houden van de deserteurs van schepen der Vereenigde Staten; zij wenden zich te dien einde tot de bevoegde ambtenaren, en eischen de gezegde deserteurs schriftelijk op, mits uit de scheepsregisters, monsterrollen of ieder ander authentiek stuk bewijzende, dat de opgeëischte personen behoord hebben tot de manschap.

Wanneer de opeisching op deze wijze is gestaafd, is de plaatselijke overheid gehouden, gebruik te maken van al de middelen in hare magt, ten einde de uitlevering der deserteurs geschiede.

Na hunne aanhouding worden deze deserteurs gesteld ter beschikking van de gezegde consuls, en kunnen op aanvrage en op de kosten van degenen, die hen opeischen, worden opgesloten in de openbare gevangenissen, ten einde te worden gezonden naar de schepen waartoe zij behooren, of naar andere schepen van dezelfde natie. Indien zij echter binnen vier maanden na den dag hunner aanhouding niet teruggezonden zijn, wor

the Dutch colonies, the consul-general, consul or vice-consul, who is present at the scene of the disaster, will in case of the absence, or with the consent of the captain or supercargo, take all the necessary measures for the salvage of the vessel, the cargo and all that appertains to it.

In the absence of the consul-general, consul or vice-consul, the Dutch authorities of the place, where the wreck has taken place, will act in the premises, according to the regulations prescribed by the laws of the colony.

Art. 10. Consuls-general, consuls and vice-consuls may, in so far as the extradition of deserters from merchant vessels or ships of war shall have been stipulated by treaty, request the assistance of the local authorities for the arrest, detention and imprisonment of deserters from vessels of the United States. To this end they shall apply to the competent functionaries and claim said deserters in writing, proving by the register of the vessel, the list of the crew or by any other authentic document, that the persons claimed belonged to the crew.

The reclamation being thus supported, the local functionaries shall exercise what authority they possess, in order to cause the deserters to be delivered up.

The deserters being arrested, shall be placed at the disposal of said consuls and may be confined in the public prisons at the request, and at the expense of those who claim them, in order that they may be taken to the vessels to which they belong or to other vessels of the same nation. But if they are not sent back within four months, from the day of their arrest, they shall be set at liberty and shall not again be ar

« PreviousContinue »