Page images
PDF
EPUB

INLEIDING.

Bedriegen de teekenen niet, dan zullen de landen van den Islam in niet al te verre toekomst het tooneel zijn van gewichtige gebeurtenissen. Dit kunnen zijn staatkundige omwentelingen en beroeringen, voortspruitende uit de nog altijd onopgeloste Oostersche kwestie. Om deze met juistheid te kunnen voorspellen, zou men met den blik van een ziener vooruit moeten kunnen schouwen. Deze gave is niet noodig, wanneer men wil volhouden, dat de streken, thans in de macht van de volgelingen van MOHAMMED, zich van nu af aan voortdurend zullen ontwikkelen op industrieel en commercieel gebied. De Europeesche fabrikanten en handelaren hebben zich om dit gebied gelegerd als de Noord-Amerikanen rondom een Indianen-territorium, dat opengesteld zal worden. Iedere concessie voor een spoorweg- of industrieele onderneming is het sein voor het indienen van een legio aanvragen om nieuwe concessiën. Dit ondervindt zoowel de Sultan van Turkije als de Shah van Perzië, en beiden vinden het lastig. Het is echter als een lawine; men kan het niet tegenhouden. De Europeesche en de Amerikaansche nijverheid moeten een afzetgebied vinden voor hare fabrikaten; zij worden. gesteund door machtige legers en vloten en voortgedreven door de noodzakelijkheid.

Het is niet onmogelijk, dat de Nederlandsche handel zich aldaar ook een plaats zal weten te veroveren te midden van die harer zusternatiën. De nieuwste berichten van onze wachtposten

aan die verre kusten, de consuls, wijzen op een verlevendiging van den handel tusschen Nederland en de Mohammedaansche landen, vooral Turkije. Doch al mocht dit niet zoo zijn, dan valt het gewicht van den toestand in die landen voor ons volk, toch terstond ieder in het oog, die de ligging van Nederland ten opzichte zijner koloniën nagaat. De weg naar Indië voert tegenwoordig dwars door de Mohammedaansche landen, thans door Egypte, spoedig wellicht ook door Klein-Azië en Perzië. De rijken van den Islam scheiden Nederland van zijne koloniën, maar het is niet een onoverkomelijke scheiding als die van een bergrug, meer de scheiding als door de zee, welke een uitstekenden verbindingsweg vormt zoodra men haar weet te bevaren.

Bovendien is de inlandsche bevolking onzer koloniën zelve Mohammedaansch en zich bewust van hare godsdienstige eenheid met de bewoners van den oevers van den Bosporus, meer dan velen, die met de toestanden in Nederlandsch-Indië vertrouwd zijn, wenschelijk achten 1).

Aan betrekkingen tusschen de Mohammedaansche Rijken en Nederland heeft het dan ook nooit ontbroken, sinds de „Vereenigde Provinciën" de naam was van een onafhankelijk land. Men behoeft echter als Nederlander slechts oppervlakkig met de Mohammedaansche, of als Mohammedaan slechts voorbijgaand met de Nederlandsche instellingen te hebben kennis gemaakt om te kunnen gissen, dat deze betrekkingen, ten minste in vorige eeuwen, door bijzondere regelen zouden beheerscht worden. Deze regelen zijn echter niet voor de betrekkingen tusschen Nederland en de Mohammedaansche rijken uitgevonden. Toen in het eind van de 16de en het begin van de 17e eeuw de merkwaardige expansie der Hollanders, deze er toe gebracht had hunne koopvaardijvloten over de geheele wereld uit te zenden, drongen zij.

1) Bij de beraadslaging over Hoofdstuk III der Begrooting voor 1899 bleken o. a. sommige kamerleden verontrust door de geruchten omtrent pan-islamistische woelingen. In Batavia was o. a. een Turksch consulair ambtenaar op verzoek der Nederlandsch-Indische Regeering van zijn post ontheven.

(Bijblad 1898-99. IIe Kamer. p. 339, 348).

spoedig ook in de Levant door; Marokko en Noord-West-Afrika hadden reeds eerder met den ondernemenden geest onzer voorvaderen kennis gemaakt. Perzië en Arabië werden van uit Indië door de energieke kooplieden bezocht. Nergens echter waren zij de eersten; overal moesten zij andere handelsvolken verdringen. Deze geduchte concurrenten, Italianen, Portugeezen, Franschen en vooral Engelschen, hadden juridisch het verkeer met de vreemde volken op vele plaatsen reeds geëffend. De Hollanders, die de nieuwe markten kwamen veroveren, vonden dus reeds een geheel van regelen, waaraan zich Europeanen in die streken behoorden te onderwerpen en van voorrechten, waarvan zij konden gebruik maken om hunne personen en hunne eigendommen te beschermen. Daar de rechten, waarop zich Nederlanders in Mohammedaansche landen kunnen beroepen, in hoofdzaak nog gelijk zijn aan die welke hun in den aanvang werden toegekend, en deze overeenkomen met de rechten reeds vroeger door andere natiën verkregen, zullen wij beginnen in 't kort na te gaan, welke volken ons voor geweest zijn en welke rechten

die bezaten.

:

Vooraf echter dient een enkel woord gezegd over het waarom der zaak? Was het bepaald noodig, dat men, om met die volkeren in handelsverkeer te kunnen staan, zijne toevlucht nam tot bijzondere voorzorgen? Het antwoord moet zonder omwegen luiden ja. Overal waar zuiver Mohammedaansch Recht geldt, hetzij Sonnietisch of Sji ietisch, en in het eerste geval onverschillig van welke der vier scholen, kan een andersgeloovige zich slechts onder zekere voorwaarden aan de inlandsche rechtspraak onderwerpen, om de eenvoudige reden, dat alleen de Moslim. bevoegd is een rechtsgeldig getuigenis af te leggen. De Arabische fikhboeken zijn alle daarin éénstemmig, dat men ten processueele alleen de getuigenis van een Moslim als bewijsmiddel kan aanvoeren. Zoo zegt AL-SHIRâzî, een der autoriteiten op het gebied van Sjafi'ietisch-Mohammedaansch Recht: „Getuigenis zal ,enkel aangenomen worden van hem, die is vrij, meerderjarig, ,in het volle genot zijner verstandelijke vermogens, getrouw zijn

godsdienstplichten waarnemend en een fatsoenlijk leven leidend ')." Dat dit waarnemen van de godsdienstplichten natuurlijk enkel moet opgevat worden, als het volgen van de leer van Mohammed, kan ten overvloede nog blijken uit wat er volgt: „Wanneer „een ongeloovige, een minderjarige of een slaaf getuigenis hebben „afgelegd en hunne getuigenis is teruggewezen, en de ongeloovige „zich daarop tot den Islam bekeert, of de minderjarige mondig, „de slaaf vrij is geworden, en zij herhalen hunne getuigenis, dan moet ,,die aangenomen worden 2)." Duidelijker zegt het AL-NAWâWI: ,om getuige te wezen moet men zijn: Moslim, vrij, mondig, een "goed en fatsoenlijk leven leiden en niet geinteresseerd bij de „zaak 3).” Bij de Hanafietische en andere Mohammedaansche juristen vindt men dergelijke bepalingen.

Deze ééne reden zou voldoende geweest zijn, om de rechtspraak door Moslimsche rechters niet wenschelijk, ja onmogelijk te maken, wanneer andersgeloovigen op Mohammedaansch grondgebied onder elkaar een geschil te beslechten hadden. En wanneer belangen van Christenen met Mohammedaansche in botsing kwamen, liepen de Christenen reeds dadelijk groot gevaar zich in het ongelijk gesteld te zien, daar de rechter aan zijne getuigenissen of die zijner landsgenooten geen geloof mocht hechten *).

1) Jus Schafiiticum, ed. JUYNBOLL. p. . 16.

ولا يقبل الشهادة الا من حرّ بالع متيقظ حسن الديانة ظاهر المروة *

2) Eodem. p. ^. 8.

واذا شهد الكافر او الصبي او العبد في حق فردت شهادتهم ثم اسلم

الكافر وبلغ الصبى وعتق العبد واعادوا تلك الشهادة قبلته

شرت الشاهد مسلم حر مكلّف عدل ذو مروءة غير متهم.

3) Minhâdj-at-tâlibîn, ed. Mr. L. W. C. v. D. BERG. Dl. III. p. 400.

4) Een aardige kantteekening op de bepaling, dat een getuigenis eens Christens volgens Mohammedaansch Recht niet geldig is, geeft het bericht van een correspondent van de Times, medegedeeld door ROLIN-JACQUEMYNS in een artikel over: Le droit international et la question d'orient. On m'a assuré, dit le correspon„dent, qu'un pauvre réfugié bulgare ayant reconnu son propre enfant aux mains d'un marchand d'esclaves circassiens, et l'ayant réclamé devant les autorités, a vu

Naast dit formeele bezwaar, kwam nog dit, dat voorheen zoowel in het Oosten als in het Westen vreemdelingen doorgaans als vijanden en indringers werden beschouwd. Bij de betrekkingen tusschen de Mohammedaansche en Christelijke wereld bracht de godsdiensthaat er nog het zijne toe bij, om de onvriendelijke stemming te vermeerderen. Fel is er gestreden, van den beginne aan, sinds de overwinnende legers van den Islam zich baan braken uit de woestijnen van Arabië door drie werelddeelen; en nog immer leeft het denkbeeld van den heiligen oorlog tegen alle ongeloovigen, door den koran gepredikt. En het denkbeeld, dat de kruisridders bezielde in hunne ontzettende ondernemingen tot herovering van het Heilige Land, kan men dat uitgestorven wanen? Het gevoel, dat alle bewoners van Christelijke landen één geheel uitmaken, tegenover de wereld daarbuiten, is in vele opzichten nog zeer sterk. Wij verdeelen de geheele wereld in Christelijke en niet-Christelijke landen; de Mohammedanen evenzoo in het Huis des Islams en het Huis des Oorlogs 1). Het fanatisme van Mohammedaanschen kant wordt eerder opgewekt dan getemperd door den koran: het boek geopenbaard door den Profeet, dat handel en wandel zijner volgers beheerscht. De woorden: „Doodt hen overal, waar gij hen vindt, verdrijft hen, van waar zij u verdrijven”, Koran, II: 187, zullen voorzeker geen broederschap en verdraagzaamheid tusschen andersdenkenden. aankweeken en zijn in schrille tegenspraak met het gebod van Christus: Hebt uwe vijanden lief 2). Men moet echter niet meenen, dat het Islamisme speciaal vijandig tegenover het Christendom gezind is. Integendeel de Christenen zijn het, die nog de meeste

,,sa réclamation rejetée à cause de l'absence de témoins musulmans établissant sa paternité, car il est incontestable, qu'en dépit de tous les hatts souverains, beaucoup de magistrats refusent ou rejettent les témoignages chrétiens."

(R. D. I. VIII. 1878. p. 338).

1) In onze consulaire wet schijnt met opzet het woord: niet-Christelijk vermeden te zijn. De Belgische C. W. en men weet hoe de Belgische wetgever dikwijls de zaken meer bij haren naam noemt dan de Hollandsche

[ocr errors]

spreekt

wel van pays hors de chrétienté. De feiten hebben mij gedwongen de onderscheiding in Christelijke en niet-Christelijke landen doorgaans te bezigen.

2) Matth. V: 44. Lucas VI: 27, 35.

« PreviousContinue »