Page images
PDF
EPUB

1894. Het is ten eenenmale onraadzaam van Europa uit, rechtstreeksche handelsverbindingen met Perzische kooplieden aan te knoopen. Handelsusantiën, wijzen van betaling, begrippen van handelsrecht, wijken in Perzië, evenals in andere Mohammedaansche landen, in menig opzicht af van de onze, en tusschen de inlandsche kooplieden en de in Perzië gevestigde Europeanen ontstaat dan ook dikwijls strijd over vragen van handelsrecht, welke in Europa onmogelijk aanleiding zouden kunnen geven tot eenig geschil, zonder dat de inlandsche handelaar daarbij steeds te kwader trouw is.

Als voorbeelden mag gewezen worden op het ongeoorloofde, volgens de Mohammedaansche rechtsbeginselen, van eene handelsovereenkomst te sluiten, betreffende koopwaren, die niet ter plaatse aanwezig en niet van te voren door beide partijen bezichtigd zijn; op de mogelijkheid van eene overeenkomst te verbreken, zoolang beide partijen nog ter plaatse zijn, waar zij gesloten is; op de beschouwing van allen interest als woeker; op het karakter van den wissel, welke uitsluitend dat van een lastgeving tot het innen eener vordering is; en over de aansprakelijkheid tegenover eenen crediteur alléén van het lid der vennootschap, die met genen onderhandeld heeft.

Bij het beoordeelen van juridische vragen heeft men nu nog te onderscheiden tusschen de „scher" of religieuse wet, en het gewoonterecht, en ofschoon het laatste minder van onze rechtsbeginselen afwijkt dan de eerste, zoo verhindert zulks toch niet dat de Perzische koopman, die chicaneeren wil, zich niet zelden achter de „Scher" verschuilen kan. Een rechtspraak bestaat niet. Want de zoogenaamde „medjlis": vergaderingen bestaande uit inlandsche kooplieden en één of meer afgevaardigden der gouverneurs, die nu en dan samengesteld worden voor de berechting eener bepaalde aangelegenheid, zijn verre van zaakkundig en onpartijdig 1).

1) C. V. 1895. p. 67. Teheran,

De zaak is deze. Er zijn in Perzië noch wetten, in den zin, dien wij Europeanen aan dit woord hechten, noch rechters, zooals wij ze kennen: onafzetbaar, onpartijdig en onomkoopbaar. Er is een burgerlijke wet, welke niet gecodificeerd is, en een corps. burgerlijke ambtenaren, welke deze wet uitvoeren en tegelijk de rechtspraak in handen hebben. En er is een geestelijke wet, met een lichaam van mollah's, dat haar uitlegt en toepast. (Doch de uitvoering van deze vonnissen berust bij de regeeringsambtenaren). Deze is gecodificeerd, maar niet in een bondige, algemeen bindende codificatie, gelijk die in de Europeesche landen bestaat; zij heeft meer den vorm van de Romeinsche Pandekten, met dit onderscheid, dat er in Perzië geen JUSTINIANUS is geweest, om de uitspraken der rechtsgeleerden in één bundel te doen verzamelen en ze kracht van wet te geven. De compilatoren daarentegen zijn talrijk. Men volgt in Perzië geen enkele der vier orthodoxe Mohammedaansche rechtsscholen ; daar het volk voor het groote meerendeel Sji ietisch is, heerscht er Sji ietisch Mohammedaansch Recht. Het recht van den handel ondervindt daarvan echter niet zulk een grooten invloed. Slechts in onderdeelen verschilt het van dat der Sonnietische scholen. Voor bijzonderheden kan men de Fransche vertaling raadplegen van de compilatie van den beroemden Sji ietischen rechtsgeleerde AL-MOHAQQIQ (geboren te Hilleh 1206. † 1276) 1).

Men doet dus verkeerd te zeggen, dat de Koran der Perzen eenige wet is. Hij is zelfs niet eens de eenige bron van recht. Hij wordt aangevuld door de overlevering aangaande de handelingen van den Profeet en de twaalf Imâms en door de uitleggingen der rechtsgeleerden. Met de regelen des Korans alleen zou geen enkele maatschappij kunnen bestaan.

Welken rang bekleedt nu het gemeene recht, de burgerlijke wet daarnaast? Binnen welke grenzen heerscht zij? Dit schijnt moeilijk te bepalen; ook in Perzië zelf bestaan weinig juiste begrippen omtrent dit punt. The reason is to be sought in

[ocr errors]

1) A. QUERRY. Droit musulman. Recueil des lois concernant les Musulmans Shyïtes. Paris. 1871,

"

„each case in the character and predelictions of the sovereign,

, according to whose bigotry or liberal sentiments the Shar or „the Urf has been invoked to settle both civil and criminal "cases").

Men heeft dus enkel een geheel van ongeschreven gewoonterechts-regelen, naast de Sji'ietisch-Mohammedaansch-rechterlijke bepalingen; geen gerecipieerd en pasklaar gemaakt vreemd wetboek zooals in Turkije. Toch zijn er analoge hervormingspogingen aan te wijzen; toch heeft de Code Napoléon ook in Perzië zijn invloed doen gelden. De Koninklijke Proclamatie van Mei 1888, waarin aan alle Perzische burgers zekerheid van personen en goederen wordt toegezegd en welke den volke moest worden voorgelezen in alle moskeeën en openbare plaatsen, in alle districten, steden, dorpen en kampementen, doet wondersterk denken aan den Hattichérif van Gulhané 2). Het volgende jaar (1889) zien wij dan ook een Raad van State belast met het vervaardigen van een nieuw stel van wetboeken. De leden daarvan werden op de hoogte gebracht van de wijze, waarop Frankrijk en Engeland hunne Mohammedaansche onderdanen van wetten voorzagen en begonnen aan eene overzetting van den Code Napoléon in het Perzisch. Wij zagen boven, hoe juist in deze jaren een kolossale storm van plannen en concessiën in Perzië woei. Maar evenals. in Turkije ontbrak de wil van het volk zelf. De bovenstaande feiten zijn zonder gevolg gebleven. In 1891, schrijft CURZON, werd mij medegedeeld, dat van het nieuwe wetboek wel nooit meer zal gehoord worden.

Wie zich met den binnenlandschen handel inlaat, is onderworpen aan 's lands wetten 3). Het zal na het bovenstaande begrijpelijk zijn, dat de Europeesche handelaren er tegen opzien,

[ocr errors]

1) G. N. CURZON. Persia and the Persian Question. London 1892. Volume I. Chapitre XIV. The Government p. 453. In dit hoofdstuk vindt men zeer nauwkeurige inlichting aangaande wet en recht in Perzië. Gunstig laat ook deze schrijver zich niet uit.

2) Zie boven p. 135.

3) Art. III v. h. Nederlandsch-Perzisch tractaat van 1857 en eveneens in andere

tractaten.

daarmede in aanraking te komen. Wat de rechters betreft, zoo zal ik geen moeite doen hunne onomkoopbaarheid staande te houden. Over de schromelijke gevolgen van de veilheid der Perzische justitie klagen alle deskundigen.

Een goeden raad geeft in deze moeilijkheden onze consul-generaal te Teheran: „Europeesche handelshuizen, direct met Shiras,firma's (Perzische) zaken willende doen, secureeren zich, door "hunne cognossementen en assurantie-documenten vergezeld te „doen gaan van hunne wissels en deze te zenden aan de „Im„perial Bank❞ aldaar, door welke geen cognossementen dan tegen „betaling van het beloop der wissels worden afgegeven, zoodat „de op de cognossementen verzonden goederen niet in het bezit „van den inlandschen kooper komen alvorens deze dezelve heeft „betaald, daar de goederen zonder de documenten niet van de douane te Bender-Bouchir kunnen worden betrokken.

"

„De wissels worden gewoonlijk getrokken met 60-90 dagen „zicht, en worden dikwijls reeds voor den vervaldag gehonoreerd, „al naar gelang van den stand der markt van de gekochte „artikelen" 1).

Dit laatste zal mogelijk nog dienst kunnen doen als kantteekening op Art. 21 C. W., daar het zeer zeker grootelijks verschilt van de gebruiken bij wisselbetaling in andere Oostersche landen.

Perzië is van Nederlandsche zijde rechterlijk ingedeeld in twee consulaire ressorten:

Bender-Bouchir. (ressort de provinciën Arabistân, Fars, BenderBouchir, met de havens aan de Perzische Golf en Beloudjistân). Teheran. (ressort de overige provinciën van Perzië) 2).

1) C. V. 1896. p. 583.

2) K. B. van 4 October 1892 (S. 231).

PERZIË sloot tractaten af met:

Nederland: 21 November 1623, Juni 1624, 7 Februari 1631, 3 Juli 1857.

Engeland: 29 Juni 1566, Juni 1568 1), 1617, 2 Juli 1763, Januari 1801, 12 Maart 1809, 25 November 1814, Maart 1840, 28 October 1841, 4 Maart 1857.

Frankrijk: September 1708, 13 Augustus 1715, 4 Mei 1807, Januari 1808, 12 Juli 1855.

Rusland: 1717, 23 September 1723, 13 Februari 1729, 21 Januari 1732, 12 October 1813, 10/22 Februari 1828.

Denemarken: 30 November 1858.

Italië: Sardinië: 26 April 1857.

Venetië: 22 December 1320.

Koninkrijk Italië, 20 September 1862, 24 September 1863.

Vereenigde Staten van Noord-Amerika: 13 December 1856.

Duitschland: 25 Juni 1857, 11 Juni 1873.

Turkije: Verdrag v. Erzerum 28 Juli 1823, 16 December 1873, 20 December 1875.

Oostenrijk-Hongarije: 17 Mei 1857.

Zwitserland: 23 Juli 1873.

Eveneens met: België, de Hanze-steden en Spanje.

1) FÉRAUD-GIRAUD geeft beide jaartallen zonder meer.

« PreviousContinue »