Page images
PDF
EPUB

plaats greep 1). Ten slotte werd nog aangehaald het voorbeeld van Frankrijk, dat den 10den November 1874 geteekend had, onder voorbehoud van goedkeuring door de Nationale Vergadering. De Minister van Buitenlandsche Zaken was in overleg met zijn collega van Justitie en deze meende, dat de beperking zeer goed bij Koninklijk Besluit kon plaats hebben. De zaak zou ernstig onderzocht worden. Het kwam hem echter voor, dat de Koning zeer goed de mate van bevoegdheid der consulaire ambtenaren kon regelen 2). De bewijsvoering was van beide zijden valsch. Noch Nederlandsche wetten noch koninklijke besluiten kunnen rechtsmacht uitdeelen op het grondgebied eener vreemde mogendheid. Dit kan alleen die vreemde mogendheid zelve, hetzij bij Capitulatie, hetzij bij tractaat. De Regeering plaatste zich echter in het volgende jaar terstond op een zuiver standpunt, toen bij de indiening van het wijzigingsontwerp van de consulaire wet van 1875 gevraagd werd, of men nu meteen ook niet een wijziging zou aanbrengen, verband houdende met de nieuwe Egyptische rechtbanken. De memorie van antwoord geeft een zeer heldere uiteenzetting der feiten. Attributie van jurisdictie heeft nimmer gelegen in de bedoeling van de consulaire wet. wet. Het koninklijk besluit verdeelt de aan de tractaten ontleende en door de wet in hare uitoefening geregelde rechtsmacht zuiver territoriaal. Noch de wet noch het koninklijk besluit behoefden dus verandering. In de tractaten was evenmin wijziging noodig, want de rechten der Capitulatiën werden eenvoudig binnen hunne oude grenzen teruggebracht 3). Nu kwam de zaak op het goede pad. De heer GODEFROI vroeg bij de beraadslaging de overlegging van de internationale acte, waardoor die breideling van de oude rechten der Capitulatiën geschied was ). Daarop werd . door den Minister VAN DER DOES DE WILLEBOIS de bovenver

1) Zoo ging het in België. 16 Juni 1875. Loi Belge portant dérogation à la loi du 31 Décembre 1851, qui règle la compétence des consuls Belges dans les pays hors de la chrétienté.

2) Bijblad 1874-75. IIe kamer. p. 311-319.

3) Dit was een onjuiste voorstelling door NUBAR-PACHA uitgevonden.

4) Men vgl. Bijblad 1875–76. Ile kamer. p. 312, 315. Bijlagen. No. 132. 6. § 2.

melde brief overgelegd; op voorstel van den heer GODEFROI werd deze brief bij besluit van de tweede kamer van 2 December 1875 in handen gesteld van een Commissie uit haar midden ter fine van onderzoek '). Deze Commissie stelde den gen Mei 1876 haar verslag vast. Zij had bevonden, dat een inkrimping der consulaire rechtsmacht had plaats gehad in foro civili wat betreft de personen, in foro poenali wat betreft de feiten, aan die jurisdictie onderworpen. Gewoonte gaf in deze ook recht, meende het verslag, en gewoonte had de rechten der consuls uitgebreid. Deze verandering, mocht het ook een zuivere terugkeer tot de oude Capitulatiën zijn wat in strafzaken niet werd toegeven, - betrof wettelijke rechten; conclusie: de toetreding had plaats moeten hebben in den vorm van een verdrag, dat volgens Art. 57 G. W. (van 1848) aan de goedkeuring der Staten-Generaal had moeten worden onderworpen. Men beriep zich op België, Oostenrijk, Duitschland, Frankrijk en Italië, waar overal wettelijke regeling, althans wettelijke delegatie aan de Uitvoerende Macht, was noodzakelijk geacht 2). De Regeering antwoordde, dat het niet de vraag was, wat of andere Regeeringen gedaan hadden, maar wat of de Nederlandsche had moeten doen. Zij wees er op, dat eerst van een collectieve toetreding der mogendheden was sprake geweest, doch dat naderhand iedere Regeering op hare eigene manier was toegetreden. Voorts waren de wettelijke rechten van Art. 57 G. W. enkel diegene, welke door Nederlanders ontleend waren aan een Nederlandsche wet of daarmede gelijk te stellen Nederlandsche rechtsbron. Vreemd gewoonterecht was derhalve buitengesloten. En wat strafzaken betrof ontkende de Regeering, dat in de Capitulatiën de kennelijke bedoeling lag van onbeperkte competentie der consuls. Zij bleef dus bij hare meening, dat goedkeuring der Staten-Generaal niet had behoeven gevraagd te worden 3). In een nader verslag der Commissie, verwierp deze de opvatting, als zou Egypte eenzijdig rechtsmacht hebben opgedragen; de consuls 1) Deze bestond uit de heeren: GODEFROI, MACKAY, DES AMORIE VAN DER HOEVEN, CREMERS en GEVERS DEYNOOT.

2) Bijblad 1875-76. Bijlagen No. 68. 3) Bijblad 1876-77. Bijlagen.No. 68.

hadden de rechtsmacht aan zichzelve toegekend en Egypte had berust. Doch waarom hierover te twisten, wanneer er onomstootelijke bewijzen waren, dat er door de nieuwe regeling schending van tractaatsbepalingen had plaatsgehad? En nu werden er door de Commissie een viertal opgenoemd :

ten eerste. De gemengde rechtbanken zouden oordeelen in onroerende zaken tusschen Nederlanders en Nederlanders. Dit werd in strijd geacht met Art. 10 van de Capitulatie van 1612'), hetwelk bepaalde, dat alle zaken tusschen Nederlanders door hun consul zouden berecht worden. Hiertegen had opgemerkt kunnen worden, dat vooreerst de Capitulatie van 1612 niet meer geldig was; dat ten tweede de kwestiën over onroerende goederen geheel aan de inlandsche wet geving waren overgelaten door het protocol van 6 Aug. 1873 (S. 133).

Vervolgens met behulp van de clausule der meest begunstigde

natie:

ten tweede. Art. 52 der Fransch-Turksche Capitulatie van 17402) maakte de bevoegdheid der inlandsche rechtbanken facultatief, de nieuwe regeling die der Egyptische rechtbanken daarentegen imperatief, in geschillen tusschen vreemdelingen van verschillende nationaliteit.

ten derde. Art. 5 van de Oostenrijksch-Turksche Capitulatie van 17183) gaf den consul de bevoegdheid in geschillen tusschen inlanders en Oostenrijkers, wanneer de Oostenrijker verweerder was. Ook hier stelde de nieuwe regeling kennisneming verplich

1) hierboven afgedrukt p. 39.

2) Dit luidde: S'il arrive que les consuls et les négociants français aient quelques contestations avec les consuls et les négociants d'une autre nation chrétienne, il leur sera permis du consentement et à la requisition des parties, de se pourvoir par devant leurs ambassadeurs qui résident à ma sublime Porte, et tant que le demandeur et le défendeur ne consentiront pas à porter ces sortes de procès par devant les pachas, cadis, officiers ou douaniers, ceux-ci ne pourront pas les y forcer, ni prétendre en prendre connaissance.

3) Dit luidde: Si cuidam a mercatore Caesareo Regio quidquam debeatur, creditor debitum suum operâ consulum, vice consulum, interpretum a suo debitore, et nemine alio pretendat. In den Italiaanschen text staat: per mezzo dei consoli enz. Volgens een gezonde uitlegging beteekent dit enkel hulp van den consulairen ambtenaar, niet rechtsmacht. Zoo is het dan ook steeds in de praktijk uitgelegd.

tend. De Regeering antwoordde hierop, dat zoodra Oostenrijk deze rechten door zijne toetreding had opgegeven, zij ook voor Nederland waren verloren gegaan.

ten vierde. Art. 3 van het Turksch-Belgische traktaat van 3 Augustus 1838 1). Dit zou nl. bepalen, dat de consul de eenig bevoegde strafrechter voor zijne nationalen was. Een vrij zwak argument. Over geen enkel onderwerp bestaat zoo weinig overeenstemming tusschen de uitvoerders, zoowel als tusschen de uitleggers der Capitulatiën, als over de bevoegdheid in strafzaken. Het gaat nu niet aan, een enkel artikel uit zijn verband gerukt, als bewijsmiddel in het geding te brengen 2).

Tegen het tweede argument viel echter niet zooveel te zeggen. En ook de andere argumenten schijnen sterk op de overtuiging van de Regeering gewerkt te hebben. Althans, toen de zaak in de kamer kwam, doch dit was eerst in de zitting van II October 1882, bleek de Regeering, die het advies had ingewonnen van de tweede afdeeling van den Raad van State, alleen wat betreft de redactie, niet mede te gaan met de conclusie van de Commissie. De discussie was destijds zeer mat, aangezien iedereen meende te kunnen voorspellen, dat het met de rechtbanken in Egypte wel spoedig gedaan zou zijn. De heer MACKAY sprak namens de Commissie 3); de ministers ROCHUSSEN en MODDERMAN namens de Regeering. Op hun voorstel werd, ten einde den vorm van toetreding aan de Regeering over te laten, de redactie der Commissie eenigszins gewijzigd, zoodat de conclusie nu luidde:

1) Dit luidde: Les Belges vaquant honnêtement et paisiblemeut à leurs occupations et à leur commerce, ne pourront jamais être arrêtés ou molestés par les autorités locales; mais, en cas de crimes ou de délits, l'affaire sera remise à leur Ministre, chargé d'affaires, consul ou vice-consul; les accusés seront jugés par lui, et punis, selon l'usage établi à l'égard des Francs."

2) Het eenige houtsnijdende argument zou geweest zijn, de schending van Art. 35 van de Capitulatie (hierboven afgedrukt), waar staat dat de bijstand in rechten door den Nederlandschen dragoman verplichtend is; de nieuwe rechtbanken kennen dat niet.

3) De heer GODEFROI, die gedurende de 5 jaren de Regeering herhaaldelijk in gebreke had gesteld, als nog de goedkeuring van de Staten-Generaal te vragen, had geen zitting meer in de kamer.

[ocr errors]
[ocr errors]

,dat de beperking welke de rechtsmacht der Nederlandsche consuls in Egypte ondergaat, door de daar te lande ingevoerde hervorming van het rechtswezen, wettelijke rechten betreft en ,dus volgens Art. 57 der Grondwet aan de goedkeuring der Staten-Generaal had moeten worden onderworpen". Deze conclusie werd zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Het gevolg was, dat voortaan de toetreding tot het nieuwe régime van het Egyptische rechtswezen steeds goedgekeurd werd bij de wet. Want wij hebben boven gezien, dat de Capitulatiën slechts voor een bepaalden tijd en voor bepaalde gevallen geschorst waren. Telkens moest dus opnieuw toegetreden worden, want anders verviel men na afloop van den termijn weder in den ouden gebrekkigen toestand terug.

Alvorens echter deze daden van wetgeving te beschouwen, moeten wij nog aan ééne vraag onze aandacht wijden, die te gelijkertijd als de hierboven besprokene, aan de kamerleden voorgelegd werd. Zooals wij gezien hebben waren drie Nederlandsche rechterlijke ambtenaren als leden der gemengde rechtbanken benoemd, en toen zij deze benoeming aannamen, eervol door de Regeering uit hun ambt ontslagen. Twee der Nederlandsche gemengde rechters, de heeren DE STOPPELAAR en HAAKMAN, hadden daarop aan de tweede kamer een adres gericht, waarin zij de kamer verzochten in overweging te nemen, of Neder,landsch belang strookt met hun ontslag en hunne gelijkstelling met Egyptische ambtenaren en naar dien te handelen, zooals „zij zal vermeenen te behooren” 1).

[ocr errors]

Nu bleek het uit de inlichtingen, welke de Minister verstrekte, dat de heeren rechters zelven hun ontslag hadden gevraagd zonder meer, zoodat de Commissie, welke over dat adres verslag uitbracht en die uit dezelfde vijf kamerleden bestond, welke ook over den brief van den Nederlandschen zaakgelastigde in Egypte hadden gerapporteerd, verklaarde de persoonlijke grieven der adressanten niet te deelen. Doch wat het wezen der zaak betrof,

1) Bijblad 1876-77. Bijlagen No. 71.

« PreviousContinue »