Page images
PDF
EPUB

Zoo zal het kunnen voorkomen, dat men bij het protesteeren van een wissel rekening moet houden met de volgende wisselgewoonte, medegedeeld in een consulair verslag over Djeddah '):

"

„La lettre de change proprement dite à date ou à vue est „inconnue ici. Ainsi la marchandise n'est jamais payée à l'échéance. Exemple: on vend pour 500 tallaris 2) de marchandises au plus ,,solide négociant, contre un reçu payable dans un mois; le jour „de l'échéance arrive, on se rend chez son débiteur, qui quoique „solide, ne paye que la moitié de la somme dûe et 15 jours „après le quart, et dans la prochaine quinzaine le solde, ce qui „fait qu'un billet, qui échoit aujourd'hui n'est acquitté que dans 30 jours. C'est l'usage de la place 3).”

[ocr errors]

De meeste handelsgewoonten in de Levant zijn op uitstel van betaling gericht. Er is misschien geen land ter wereld, waar men minder eerbied heeft voor den vervaldag van een wissel, zegt het consulair verslag van Smirna voor 1893. Het kredietstelsel met wekelijksche en maandelijksche afbetalingen is van dien aard, dat Europeesche huizen zich er liever niet mede moeten inlaten, staat in het verslag van het vice-consulaat te Bassorah over 1889. Betaling van een wissel, waarvan de vervaldag reeds verschenen is, wordt dagen, ja maanden uitgesteld, bericht onze consul te Salonika in 1885. Heeft de consulaire rechtbank in een der ressorten van Turkije dus te oordeelen bijv. over een failliet-aanvrage, ingevolge Art. 1 der faillissementswet jcto art. 45 der consulaire wet, dan zullen deze gebruiken allicht eenigen invloed op het vonnis oefenen. De consulaire rechter ist echter geheel vrij het gebruik al of niet te volgen; hij behoeft

"gebruik wordt gegeven, ophoudt, waar deze met de wet in strijd komen. Men kan „niet veronderstellen, dat de wet zich zelve door de gewoonte haar kracht zou willen laten ontnemen."

1) C. V. 1874. p. 515.

2) Een thalari of tallari is een Maria Theresia daalder van 1780.

3) Deze gewoonte wordt ook gemeld, Economist 1871. Dl. I. p. 163 in het opstel van Mr. N. J. DEN TEX, Onze handel in de Perzische Golf en de Roode Zee, eveneens C. V. 1886. Djeddah. Terwijl in den jaargang 1897. p. 134, staat dat de handelsgewoonten aldaar hetzelfde zijn gebleven: „de Arabier is op dit punt verstokt conservatief."

[ocr errors]

het slechts in aanmerking te nemen. Mr. WINCKEL zou het beter geacht hebben, als bepaald was, dat het hem tot richtsnoer zou zijn. De oorspronkelijke memorie van toelichting geeft als de bedoeling van de wet aan: om in handelszaken aan het gebruik eenige meerdere kracht toe te kennen. De consulaire wet wilde door een algemeene verwijzing gewoonte recht doen geven in handelszaken, berecht wordende door den consulairen rechter, ook daar waar de Nederlandsche wet zelve er niet naar verwees 1). Waarom moeten het bepaald handelsgebruiken zijn? vraagt Mr. WINCKEL en waarom moeten ze van kracht zijn? Dit zijn weinig beteekenende aanmerkingen; beter gegrond is een andere, namelijk: waarom moeten ze behoorlijk bewezen worden? Hier wijst Mr. WINCKEL op de Fransche vertaling der wet, alwaar staat: dûment établis 2). Dat is heel wat anders. Nu zullen de gebruiken moeten bewezen worden door een der bewijsmiddelen van het wetboek van rechtsvordering. Anders ware het mogelijk geweest het gebruik als behoorlijk vaststaand te achten, indien het bijv. in een consulair verslag als zoodanig was gemeld, of in eene of andere vreemde wetgeving was gecodificeerd 3). Want ook vreemd handelsrecht zal ongetwijfeld door het begrip: handelsgebruik, gedekt worden. Er zal echter altijd moeten bewezen worden, dat de regeling van de vreemde wet ook werkelijk gebruik is ter plaatse der handeling of in het ressort van het consulaat.

Eenige gebruiken, welke mij het opteekenen waard schenen, mogen hier volgen; hiermede is natuurlijk niet gezegd, dat het waarschijnlijk is, dat zij, ingevolge Art. 21 C. W., door den consulairen rechter zullen worden in aanmerking genomen :

1) Vgl. Art. 3 A. B. Gewoonte geeft geen recht, dan alleen wanneer de wet daarop verwijst.

2) In de Engelsche vertaling staat: well-established usages.

3) Men denke bijv. aan wettelijke interesten. Deze zijn volgens ons recht in handelszaken 6% (wet van 22 Dec. 1857 S. 171. Art. 2). In Turkije bedroegen zij vroeger 12%. Sinds de wet van 9 Radjab 1304 (3 April 1887) echter bedragen zij 9%. Ook al is bij deze Turksche wet bepaald, dat hoogere bedongen interesten niet erkend worden, dan nog kan de consulaire rechter het gebruik volgen, waar dit hoogere interesten in stand houdt,

Mr. N. J. DEN TEX deelt het volgende mede ten aanzien van Aden 1):

In ieder geval worden de zaken hier tegen meer dan het ,dubbele van hun waarde verkocht. Maar de handelaars hebben „geen idee van de volstrekte waarde der zaken; zij koopen ver,,schillende waren in partijen en verdeelen dien prijs gelijkelijk „over de zaken, wat ook van ieder de waarde zij, zoodat zij het „eene veel te duur, en het andere veel te goedkoop verkoopen; ,eene zeer primitieve wijze van handel dus."

In de consulaire verslagen, jaargang 1879, p. 339 staat omtrent Smirna :

"

[ocr errors]
[ocr errors]

Les ordres passés à l'étranger se font dans les conditions „suivantes: L'expéditeur fait traite à 3 ou à 5 mois de terme, sur le commettant, en lui remettant le connaissement et la facture de la marchandise, chargée sur bateau à vapeur, tous „frais à la charge du commettant, à moins de stipulation con„traire, et les traites ne sont acceptées qu'à l'arrivée de la mar,chandise. Souvent aussi le commettant se réserve de rembourser „l'expéditeur de la marchandise, à 2 ou 3 mois de date, en papier sur l'Europe."

[ocr errors]

In de consulaire verslagen, jaargang 1898, staat omtrent Djeddah: Bij transactiën maken partijen dikwijls ook gebruik van de tus,,schenkomst van den makelaar (Dalil), die daarvoor 7 % courtage "geniet. Een eigenaardige manier van loven en bieden heeft door ,middel van den Dalil stilzwijgend plaats door het aangeven van „vraag en aanbod met behulp van een of meer vingers, de volle hand en vingertoppen, der betrokken partijen en welke manipulatie onder een doek plaats heeft" 2).

[ocr errors]

Het woord handelszaken" is natuurlijk te verklaren in den zin van zaken van koophandel" voorkomende in het wetboek van

1) Onze handel in de Perzische Golf en de Roode Zee. t. a. p.

2) Over deze wijze van voltrekking van een koopcontract, waarbij de wilsverklaring plaats heeft door het drukken der vingers of de geheele hand onder een doek (opdat de omstanders niet zullen weten hoeveel er van weerszijden geboden wordt) staat ook eene aanteekening. C. V. 1874. Djeddah.

rechtsvordering (Art. 298 en v.). Niet in den zin van „zaken van koophandel" genoemd in Art. 5. W. v. K. 1).

Ten slotte zij nog opgemerkt, dat het Nederlandsch burgerlijk recht zal toepasselijk zijn ook voor den Nederlandsch-Indischen rechter. Bij de consulaire rechtspraak, hetzij zij wordt uitge,oefend door de consulaire rechtbank of door den Indischen ,rechter, wordt toegepast het Nederlandsche strafwetboek", zeide de heer VAN GENNEP in de tweede kamer bij de beraadslaging over een wijziging in de consulaire wet in 1886 en dit heeft niet tot tegenspraak aanleiding gegeven 2). Het valt echter niet te loochenen, dat de wet zich omtrent strafzaken, wat de toepasselijkheid van Nederlandsch recht betreft, veel duidelijker uitdrukt in Art. 22 C. W., dan omtrent burgerlijke zaken in Art. 21. Neemt men echter aan, dat onder de uitdrukking: consulaire rechter, in het laatste artikel ook te verstaan is: de Indische rechter, waar hij oordeelt over consulaire rechtsgedingen, dan blijft geen twijfel over. Dit staat echter nergens ipsis verbis. Maar de Nederlandsch-Indische wetgeving wordt in Art. 30 slechts toepasselijk verklaard, ten aanzien van de wijze waarop en de gevallen waarin cassatie kan worden aangeteekend en in Art. 30 al. 2 voor zooveel betreft de regelen der procedure voor die colleges te voeren. Voor al het overige geldt Nederlandsch recht.

Terecht verwacht Mr. WINCKEL botsing tusschen Nederlandsch en Indisch procesrecht. Deze zal steeds kunnen voorkomen, wanneer men van een vonnis der consulaire rechtbank in eene der landen gelegen aan gene zijde van Kaap de Goede Hoop en Kaap Hoorn in hooger beroep of cassatie komt. In het consulaat toch worden. dan de regelen van Nederlandsch procesrecht en van de consulaire wet gevolgd (Art. 31), in Indië natuurlijk de Indische procedure (Art. 30). Men noemt als voorbeeld van verschil o. a. het verhoor op vraagpunten, daar de vraagpunten in NederlandschIndië zorgvuldig geheim gehouden worden, terwijl daarentegen in

1) Vergelijk ook: Art. 38 R. O. Art. 321 Rv. 2) Bijblad 1885--86. IIe kamer. p. 1072.

Nederland kennisgeving aan de wederpartij verplichtend is gesteld (Art. 237 Rv.). En bij Art. 32 vraagt Mr. WINCKEL, of het Nederlandsch-Indische recht dan niet veranderen kan? Hier is het echter de vraag of het Nederlandsch-Indische procesrecht wel kan geacht worden te gelden binnen het ressort der Nederlandsche consulaten 1).

Men kan wel volkomen met den heer WINCKEL meegaan, waar hij in het algemeen zegt, dat er zoowel bij de samenstelling als bij de behandeling van het ontwerp te weinig aan de NederlandschIndische wetgeving is gedacht. Dit is een gevolg van het feit, dat de materie van consulaire rechtspraak hier inééns af geregeld staat.

De absolute competentie van den consul als rechter-alleen, in burgerlijke zaken, is geregeld bij Art. 33, die van de consulaire rechtbank bij Art. 42 C. W. 2) Al dadelijk treft ons het verschil in redactie. Art. 33 spreekt van een vordering, die niet meer beloopt dan vijfenzeventig gulden, terwijl volgens Art. 42 de consulaire rechtbank in hoogste ressort uitspraak zal doen als het onderwerp der vordering niet meer bedraagt dan zeshonderd gulden. De Minister van Justitie verklaarde bij de beraadslaging in de tweede kamer uitdrukkelijk, dat Art. 33 zoo geredigeerd

1) Art. 32 der wet van '71:

Veranderingen in het Nederlandsch recht, geldende binnen het ressort der Nederlandsche consulaten, zijn verbindend in de landen gelegen aan deze zijde van de Kaap de Goede Hoop en Kaap Hoorn, binnen drie maanden, en in de landen gelegen aan gene zijde van die Kapen, na verloop van zes maanden, na hare inwerkingtreding in Nederland.

2) Art. 33 der wet van '71:

De consulaire ambtenaar neemt kennis, alléén en zonder hooger beroep, van alle vorderingen tegen Nederlanders in zijn ressort wonende, of verblijvende, wanneer de vordering niet meer dan vijf en zeventig gulden beloopt.

Art. 42 der wet van '71:

De consulaire rechtbank neemt kennis van alle vorderingen tegen Nederlanders binnen haar ressort wonende of verblijvende, behalve over die in Art. 33 vermeld. Zij doet uitspraak in het hoogste ressort, wanneer het onderwerp der vordering de som van zeshonderd gulden niet te boven gaat.

Wij zien hier ook de relatieve bevoegdheid geregeld; over de tegenwoordige aanwijzing der ressorten door de Koninklijke Besluiten ingevolge Art. 1. C. W. is hieronder gehandeld.

« PreviousContinue »