Page images
PDF
EPUB

wetten of betrekking hebben op onderwerpen, waarvoor de Grondwet wettelijke regeling eischt.

VI.

De Koning mag dispensatie geven van maatregelen van inwendig bestuur.

VII.

Een votum van een der Kamers der Staten-Generaal over benoeming of ontslag van Ministers is ongrondwettig.

VIII.

De Commissaris des Konings behoorde slechts eene adviseerende stem te hebben in het College van Gedeputeerde Staten.

IX.

De staat van den vreemdeling moet hier te lande beoordeeld worden naar de Nederlandsche wet, tenzij de wet zelve uitdrukkelijk het tegendeel heeft bepaald.

X.

Aan den regel: „locus regit actum", moet een imperatief, geen facultatief karakter toegekend worden.

XI.

Eerst door de inschrijving van het vonnis, waarbij de echtscheiding is uitgesproken, in de registers van den burgerlijken stand wordt het huwelijk ontbon len.

XII.

Door het hertrouwen van de schoonmoeder houdt de verplichting van deze op tot onderhoud van haar

schoonkind.

XIII.

Ook wanneer eene getrouwde vrouw onder curatele wordt gesteld, moet een toeziende curator benoemd worden.

XIV.

De eisch tot echtscheiding moet, indien de gedaagde onder curatele is gesteld, worden ingesteld tegen den curator,

XV.

Hij, die op eigen verzoek wegens zwakheid van vermogens onder curatele is gesteld, is nog niet onbekwaam. om bij uitersten wil te beschikken.

XVI.

Het voorrecht van den verhuurder op de invecta en illata gaat verloren, indien die goederen aan een derde zijn verkocht en geleverd.

XVII.

Het voorrecht van den verhuurder strekt zich ook uit over de grondstoffen, die zich in eene verhuurde fabriek bevinden.

XVIII.

Het Wetboek van Koophandel is niet. toepasselijk op visschers-vaartuigen.

XIX.

De trekker van een wissel, getrokken door A. in Nederland op B. in Duitschland aan de order van C. mede in Duitschland woonachtig, welke niet inhoudt de erkenning van genoten waarde of van waarde in rekening, is, bij wanbetaling en na hierop gevolgd en hem binnen den bij de wet bepaalden tijd bekend gemaakt protest, niet tot rembours verplicht.

XX.

De actie bedoeld bij Art. 398 Wetb. v. K. is eene burgerrechtelijke, welke moet worden ingesteld door den eigenaar of de reederij, en geene strafactie, te vervolgen door het O. M.

XXI.

De koopman kan ook wegens het niet betalen van burgerlijke schulden failliet worden verklaard.

XXII.

Er heeft geene compensatie plaats tusschen eene inschuld, op tijd gecontraheerd, doch opeischbaar geworden door het faillissement des debiteurs, en eene zuivere vordering van gelijk bedrag, welke de failliet had jegens den houder dier inschuld vóór het faillissement.

XXIII.

Het gerechtelijk accoord bevrijdt de borgen van den failliet.

XXIV.

De vordering tot ontbinding eener overeenkomst, welke eene waarde van minder dan 200 ten onderwerp heeft, behoort niet bij den kantonrechter.

XXV.

Van den vreemdeling, die de toelating om kosteloos te procedeeren verkregen heeft, kan niet de cautio judicatum solvi gevorderd worden.

XXVI.

Het bestuur der registratie, gedagvaard op een verzet tegen een door dat bestuur uitgevaardigd dwangbevel, is gedaagde.

XXVII.

Een Nederlander, die eene hem door een vreemden souverein geschonkene ridderorde draagt zonder verlof des Konings, is strafbaar volgens Art. 259 C. P.

XXVIII.

De meerder of minderjarigheid moet in foro criminali beoordeeld worden naar de bepalingen van het Nederlandsche Burgerlijke Wetboek en niet

van den Code Civil.

XXIX.

Het nieuwe Weth. v. Strfr. kent niet de zoogenaamde delicta commissionis, door omissie begaan.

XXX.

Het nieuwe Wetb. v. Strfr. sluit de strafbaarheid uit wegens ignorantia juris.

XXXI.

De regeling der gevangenisstraffen van langeren duur dan 5 jaar in de Artt. 11 en 12 van het nieuwe Wetb. v. Strfr. is af te keuren.

XXXII.

Het ware te wenschen, dat in het nieuwe Weth. v. Strfr. straf was bedreigd tegen de publieke vrouw, die zich tot het houden van vleeschelijke gemeenschap aanbiedt, wetende of kunnende weten, dat zij aan eene besmettelijke geslachtziekte lijdt en tegen den bordeelhouder, welke gelegenheid geeft tot het houden van vleeschelijke gemeenschap met eene publieke vrouw, waarvan hij weet of kon weten, dat zij aan eene besmettelijke geslachtsziekte lijdt.

XXXIII.

Na het sluiten van van het onderzoek op de openbare terechtzitting kan het Hof niet het verhoor van nieuwe getuigen bevelen, indien er gebrek aan bewijzen blijkt te bestaan bij de raadpleging in raadkamer.

XXXIV.

Bij hooger beroep van een vonnis des kantonrechters, rechtsprekende wegens eene overtreding van policie, kan de gedaagde voor de arrondissements-rechtbank niet eveneens door eenen bij bijzondere volmacht gelastigde verschijnen.

XXXV.

Tegen eenen beklaagde, die op den dag, in de aan hem gedane dagvaarding uitgedrukt, ter terechtzitting verschenen is, doch op een lateren rechtsdag, op welken de behandeling zijner zaak is bepaald, afwezig blijft, wordt geen verstek verleend.

« PreviousContinue »