Page images
PDF
EPUB

mes et du droit de servir dans les armées de l'Empire.

Hij zal geene voogdij of curatorschap mogen voeren, dan ten aanzien van zijne kinderen, en alleen op het goedvinden van zijne maagschap.

Hij zal vervallen zijn van het regt van geweer of wapen te dragen, en van in de legers van het rijk te mogen dienen. Art. 225, lid a en b, Burg. Regtsv. De deskundigen van ambtswege benoemd, kunnen gewraakt worden uit denzelfden hoofde als de getuigen. De deskundigen door partijen aangewezen kunnen niet gewraakt worden, dan uithoofde van oorzaken, welke na de benoeming en vóór de aflegging van den eed mogten zijn opgekomen.

Art. 437 Burg. Wetb. Van de voogdij of toeziende voogdij zijn uitgesloten, en kunnen zelfs worden ontzet, wanneer zij reeds werkzaam zijn: 1o. Zij, die tot eene onteerende straf zijn veroordeeld.

Art. 506, lid c, Burg. Wetb. De wetsbepalingen omtrent de voogdij over minderjarigen, bij art. 424 tot en met 443..... voorkomende,

.......

gelden insgelijks bij de curatele. a) 29. Quiconque aura été condamné à la peine des travaux forcés à temps ou de la réclusion, sera de plus, pendant la durée de sa peine, en état d'interdiction légale; il lui sera nommé un curateur pour gérer et administrer ses biens, dans les formes prescrites pour la nomination des curateurs aux interdits.

29. Al wie tot dwangarbeid voor een tijd of tot het tuchthuis veroordeeld zal zijn, wordt bovendien, gedurende zijne straf, door de wet buiten het beheer zijner goederen gesteld; en er zal voor hem een curator tot de waarneming van het bestuur zijner goederen worden aangesteld, op den voet van hetgeen wegens de benoeming van curators over meerderjarige personen, bepaald is. (B. 503 v.)

Dit artikel is gedeeltelijk vervallen door art. 2 der Wet van 29 Juni 1854 (Stb. n°. 102). b)

30. Les biens du condamné lui seront remis après qu'il aura subi sa peine, et le curateur lui rendra compte de son administration.

en

31. Pendant la durée de la peine, il ne pourra lui être remis aucune zijn van het mannelijk geslacht, meerderjarig, ingezetenen van het koningrijk. Zij moeten de taal verstaan, waarin de uiterste wil is opgesteld, of die waarin de akte van superscriptic of van bewaargeving is geschreven.

Tot getuigen van eenen uitersten wil, bij openbare akte op te maken, kunnen niet genomen worden de erfgenamen of de legatarissen, noch derzelver bloedverwanten of aangehuwden, tot in den vierden graad ingesloten, noch de zoons of kleinzoons, of bloedverwanten in denzelfden graad, noch de huisbedienden der notarissen voor welke de uiterste wil verleden wordt, noch eindelijk de zoodanigen die tot eene lijf of onteerende straf zijn veroordeeld.

a) Vg. voorts B. 20; Sv. 190 no. 3; R. O. 11 n°. 1; Stb. 1842 n°. 20, a. 51 (gewijzigd bij Stb. 1878 no. 29, a. 7); Stb. 1846 n°. 24, a. 27; Stb. 1851 no. 127, a. 71; Stb, 1851 n°. 129, a. 70;

30. Als de veroordeelde zijn straf ondergaan heeft, zullen hem zijn goederen weder in handen gesteld worden, en de curator zal hem rekening doen van het daarover gehouden beheer.

31. Gedurende de straf zal hem geenerlei geld, geenerlei levensbehoef

Stb. 1827 no. 17, a. 4; Stb. 1861 no. 72, a. 55;
Stb. 1850 no. 37, a. 1; Stb. 1850 no. 39, a. 17;
Stb. 1851 no. 85, a. 19; Stb. 1857 n°. 87, a. 14 e;
Stb. 1815 no. 33, a. 10; Stb. 1815 n°. 47, a. 12;
Stb. 1878 no. 127, a. 10; Stb. 1863 n°. 50, a. 8;
Stb. 1881 n°. 97, a. 3 no. 3o en 5o.

b) Art. 2 der Wet van 29 Juni 1854 (Stb no. 102). De straffen van algemeene verbeurdverklaring der goederen den schuldige toebehoorende, van het stellen onder bijzonder toezigt der hooge politie, van eeuwigdurenden of tijdelijken dwangarbeid zijn, voorzooverre zij hier te lande nog bestaan, afgeschaft.

De dwangarbeid is en blijft vervangen:

de eeuwigdurende door eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens twintig jaren;

de tijdelijke door eene tuchthuisstraf van minstens vijf en hoogstens vijftien jaren.

somme, aucune provision, aucune portion de ses revenus.

32. Quiconque aura été condamné au bannissement, sera transporté, par ordre du Gouvernement, hors du territoire de l'Empire.

La durée du bannissement sera au moins de cinq années, et de dix ans au plus.

33. Si le banni, durant le temps de son bannissement, rentre sur le territoire de l'Empire, il sera, sur la seule preuve de son identité, condamné à la peine de la déportation.

34. La dégradation civique consiste dans la destitution et l'exclusion du condamné de toutes fonctions ou emplois publics, et dans la privation de tous les droits énoncés en l'article 28.

[blocks in formation]

De uitbanning zal ten minste voor vijf, en ten hoogste voor tien jaren geschieden.

33. Indien de gebannene gedurende den tijd zijner ballingschap terugkeert op het grondgebied van het Rijk, zal hij, alleen op bewijs van dezelfde persoon te zijn, tot de straf der wegvoering naar een oord van ballingschap (deportatie) veroordeeld worden. (Sv. 286) b)

34. De ontzetting van burgerschapsregten bestaat in het afzellen en uilsluiten van den veroordeelde uit en van alle openbare bedieningen of ambten, en in het versteken van alle de regten in art. 28 uitgedrukt.

Art. 6 der Wet van 29 Juni 1854 (Stb. n. 102). De straf van ontzetting van burgerschapsregten (dégradation civique) wordt vervangen door eene correctionele gevangenisstraf van één tot drie jaren, met of zonder geldboete van tien tot vijfhonderd gulden, en ontzetting van de regten, in art. 8 dezer wet vermeld, van vijf tot tien jaren. 35. La durée du bannissement se comptera du jour où l'arrêt sera devenu irrévocable.

36. Tous arrêts qui porteront la peine de mort, des travaux forcés à perpétuité ou à temps, la déportation, la réclusion, la peine du carcan, le bannissement et la dégradation civique, seront imprimés par extrait.

Ils seront affichés dans la ville cen trale du département, dans celle où

a) Lees: op bevel.

b) Art. 284 Wetb. v. Strafv. Wanneer een veroordeelde ontvlugt is, en iemand mogt gevat ziju die voor den ontvlugte is gehouden, doch omtrent de eenzelvigheid van wiens persoon twijfel of onzekerheid is ontstaan, of die ontkent dat hij degene is Voor wien men hem houdt, zal het [provinciaal] geregtshof of de regtbank door welke de veroordeeling was uitgesproken, op requisitoir van het openbaar ministerie, bevelen dat op eene te bepalen teregtzitting zal worden overgegaan tot het onderzoek van de eenzelvigheid van dien persoon.

Art. 285. Het openbaar ministerie zal, te dien einde, op de teregtzitting zijne getuigen doen dag

35. De tijd der ballingschap zal gerekend worden van den dag dat het vonnis in kracht van gewijsde zaak zal zijn gegaan.

36. Alle vonnissen, houdende doodstraf, straffe van eeuwigen dwangarbeid, van dwangarbeid voor eenen tijd, van wegvoering naar een oord van ballingschap, tuchthuisstraf, de kaak, uitbanning of ontzetting van burgerschapsregten, zullen bij wege van uittreksel gedrukt worden.

vaarden, gelijk mede die op welke de achterhaalde zich beroept.

Hetzelve zal insgelijks den achterhaalde doen dagvaarden om op die teregtzitting tegenwoordig te zijn; de getuigen en de achterhaalde zullen vervolgens worden gehoord, en het hof of de regtbank zal uitspraak doen overeenkomstig de voorschriften van den vijfden en zesden titel.

Art. 286. Het bepaalde bij artikel 284 en 285 zal insgelijks toepasselijk zijn op de achterhaling van gebannenen, welke hun bannissement hebben overtreden; in welk geval deze bovendien door het hof, op het requisitoir van den procureur-generaal, zullen veroordeeld worden in de straf, bij de wet op de overtreding van hun bannissement vastgesteld.

l'arrêt aura été rendu, dans la commune du lieu où le délit aura été commis, dans celle où se fera l'exécution et dans celle du domicile du condamné.

Zij zullen aangeslagen worden in de hoofdstad van het departement [de provincie], in de stad waar het vonnis gewezen is, in de gemeente der plaats waar het feit a) gepleegd is, in die waar het vonnis ten uitvoer gelegd wordt, en in die waar de veroordeelde zijne woonstede heeft. (B. 74 v.) Dit artikel is gedeeltelijk vervallen ten gevolge der afschaffing van de doodstraf en van de straffen van eeuwigen dwangarbeid en van dwangarbeid voor eenen tijd, en ten gevolge van de vervanging der straffen van de kaak en van ontzetting van burgerschapsregten door correctionele straffen. De vonnissen, waarbij deze laatste straffen zijn uitgesproken, worden dus niet bij wijze van uittreksel gedrukt en aangeslagen b) 37. La confiscation générale est l'attribution des biens d'un condamné au domaine de l'Etat.

Elle ne sera la suite nécessaire d'aucune condamnation; elle n'aura lieu que dans les cas où la loi la prononce expressément.

38. La confiscation générale demeure grevée de toutes les dettes légitimes, jusqu'à concurrence de la valeur des biens confisqués, de l'obligation de fournir aux enfants ou autres descendants une moitié de la portion dont le père n'aurait pu les priver.

De plus, la confiscation générale demeure grevée de la prestation des aliments à qui il en est dû de droit.

39. L'Empereur pourra disposer des biens confisqués, en faveur, soit des père, mère ou autres ascendants, soit de la veuve, soit des enfants, ou autres descendants légitimes, naturels ou adoptifs, soit des autres parents du condamné.

37. De algemeene verbeurdverklaring van goederen is de toeëigening der goederen van een veroordeelde aan het domein van den Staat. Deze verbeurdverklaring is geen noodwendig gevolg van eenige veroordeeling, en zal geene plaats hebben, dan in die gevallen, waarin de wet haar uitdrukkelijk gebiedt.

38. Deze algemeene verbeurdverklaring blijft bezwaard met de wettige schulden ten beloope tot het volle bedrag van de waarde der verbeurdverklaarde goederen; met den last, van aan de kinderen of verdere afkomelingen de helft van dat gedeelte uit le keeren, dat de vader hun niet had kunnen ontmaken.

En bovendien, met het onderhoud van degenen, aan wie dit naar regten verschuldigd is.

39. De Keizer zal over de verbeurdverklaarde goederen kunnen beschikken, ten voordeele, hetzij van den vader, de moeder of andere nabestaanden in de opgaande linie, hetzij van de weduw, hetzij van de kinderen of verdere weltige afkomelingen, natuurlijke of aangenomen, hetzij van andere nabestaanden van den veroordeelde.

De artikelen 37-39 zijn vervallen ten gevolge van art. 2 der Wet van 29 Juni 1854 (Stb. n°. 102). c)

Art. 9 der Wet van 29 Juni 1854 (Stb. n°. 102). Wanneer de beschuldigde, hetzij uit hoofde zijner jonge jaren, hetzij wegens dwang, bevel, billijke

a) Lees: in de gemeente, waar het misdrijf enz. 6) Daarentegen zijn er drie gevallen, waarin een correctioneel vonnis gepubliceerd wordt, namelijk die van enkele bankbreuk (Stb. 1837 n°. 21, a. 4), van vermenging van vergiftige of andere schadelijke

bestanddeelen in eet en drinkwaren (Stb. 1829 n°. 35, a. 6), en van klandestiene loterijen (Sr. a. 410 jo Décret du 25 Sept. 1813, a. 2 (Fortuijn III bl. 567).

c) Zie bl. 135 noot b).

vrees, verleiding, bekrompenheid van verstand, de geringheid of het vrijwillig herstel des nadeels door de misdaad toegebragt, of andere verachtende omstandigheden eene aanmerkelijke vermindering van straf mogt verdienen, kunnen de tuchthuisstraf van vijf tot twintig jaren en (de) deportatie door eene correctionele gevangenis van één jaar minstens, de tuchthuisstraf van vijf tot vijftien jaren door eene correctionele gevangenis van zes maanden minstens, de gewone tuchthuisstraf van vijf tot tien jaren en (de) verbanning door eene correctionele gevangenis van drie maanden minstens worden

vervangen.

Deze correctionele gevangenisstraffen kunnen, door de toepassing van art. 2 der Wet van 28 Juni 1851 (Stb. n°. 68) en art. 7 dezer wet, niet lager dan tot de helft afdalen.

Art. 4 der Wet van 17 September 1870 (Stb. n°. 162). Wanneer in de gevallen van art. 3 a) de beschuldigde, hetzij uit hoofde zijner jonge jaren, hetzij wegens dwang, bevel, billijke vrees, verleiding, bekrompenheid van verstand, de geringheid of het vrijwillig herstel des nadeels door de misdaad toegebragt of andere verzachtende omstandigheden eene aanmerkelijke vermindering van straf mogt verdienen, kan de levenslange tuchthuisstraf vervangen worden door tuchthuisstraf van minstens vijf jaren en de tuchthuisstraf van vijf tot vijf en twintig jaren door correctionele gevangenisstraf van drie jaren minstens.

CHAPITRE II.

Des Peines en matière correctionnelle.

40. Quiconque aura été condamné à la peine d'emprisonnement, sera renfermé dans une maison de correction: il y sera employé à l'un des travaux établis dans [de] cette maison, selon son choix.

La durée de cette peine sera au moins de six jours, et de cinq années au plus; sauf les cas de récidive ou autres où la loi aura déterminé d'autres limites.

La peine à un jour d'emprisonnement est de vingtquatre heures:

Celle à un mois est de trente jours.

a) Art. 3 der Wet van 17 September 1870 (Stb. n°. 162). De doodstraf door de burgerlijke strafwet bedreigd wordt vervangen:

door levenslange tuchthuisstraf voor de misdaden, voorzien bij enz.

door tuchthuisstraf van vijf tot vijf en twintig jaren voor de misdaden, voorzien bij enz.

door tuchthuisstraf van vijf tot twintig jaren in alle andere gevallen.

b) Art. 57 Code Pénal. Quiconque, ayant été condamné pour un crime, aura commis un délit de nature à être puni correctionnellement, sera condamné au maximum de la peine portée par la loi, et cette peine pourra être élevée jusqu'au double,

TWEEDE HOOFDSTUK.

Van de straffen in zake van wanbedrijf.

40. Al wie tot de straf van gevangenzetting veroordeeld zal zijn, zal in een verbeterhuis opgesloten, en daar gebruikt worden aan eene der verschillende soorten van arbeid, aldaar naar de inrigting van dat huis plaats hebbende, tusschen welke hij zal mogen verkiezen.

Deze straf zal voor niet minder dan zes dagen opgelegd worden, en ook voor niet meer dan vijf jaren, behalve in geval van herhaling van wanbedrijf, en waar de wet eenige andere bepaling zou mogen voorschrijven. (Sr. 57 en 58 jo. Stb. 1854 n°. 102, a. 11; Sr. 67; Sr. 463 j°. Stb. 1854 n°. 102, a. 17; Sr. 69.) b)

Art. 58. Les coupables condamnés correctionnellement à un emprisonnement de plus d'une année, seront aussi, en cas de nouveau délit, condamnés au maximum de la peine portée par la loi, et cette peine pourra être élevée jusq'au double: ils seront de plus mis sous la surveillance spéciale du Gonvernement, pendant au moins cinq années, et dix ans au plus.

Art. 11 der Wet van 29 Juni 1854 (Stb. n°. 102). De artt. 56, 57 en 58 van het Wetboek van Strafregt zijn afgeschaft.

Indien iemand, na reeds te voren hetzij tot eene criminele straf, hetzij tot eene gevangenisstraf voor den tijd van langer dan één jaar, of tot eenzame

De straf van een dag gevangenzetting duurt vier en twintig uren.

Die van eene maand duurt dertig dagen

Art. 1 der Wet van 28 Juni 1851 (Stb no. 68). Bij veroordeeling tot correctionele gevangenisstraf kan de regter, met inachtneming van het bepaalde bij artt. 2 en 3, bevelen, dat de straf in eenzame opsluiting moet worden ondergaan.

Art. 2 derzelfde Wet. De eenzame opsluiting kan slechts worden opgelegd in de gevallen, waarin de regter de gevangenisstraf, uit kracht der betrokken strafwet, voor een jaar of minder zou hebben uitgesproken, en in geen geval voor langer dan de helft van den tijd der gevangenisstraf.

Art. 3 derzelfde Wet. De eenzame opsluiting wordt door den regter alleen bevolen, wanneer hij, in de omstandigheden des misdrijfs of de geaardheid van den schuldigverklaarde daartoe bijzondere aanleiding vindt. Art. 4 derzelfde Wel. De tot eenzame opsluiting veroordeelden worden gedurende hunnen geheelen straftijd in afzonderlijke cellen, zoowel bij dag als bij nacht, onder verpligting tot arbeid opgesloten.

Art. 7 der Wet van 29 Juni 1854 (Sib. n°. 102). De bepaling van art. 2 der Wet van 28 Juni 1851 (Stb. n°. 68) wordt uitgestrekt tot de gevallen, waarin de regter de gevangenisstraf voor twee jaren of minder zoude hebben uitgesproken.

Eenig art. der Wet van 24 Juli 1871 (Stb. n°. 87). Art. 7 der Wet van 29 Juni 1854 (Stb. n°. 102) wordt gelezen als volgt:

De bepaling van art. 2 der Wet van 28 Juni 1851 (Stb. n°. 68) wordt uitgestrekt tot de gevallen, waarin de regter gevangenisstraf van vier jaren of minder zoude hebben uitgesproken.

Art. 5 der Wet van 29 Juni 1854 (Stb. n°. 103). De Wet van 28 Juni 1851 (Stb. n°. 68) is niet van toepassing bij veroordeeling tot gevangenisstraf ter zake der misdrijven, in deze wet ter kennisneming der kantonregters gebragt. a)

opsluiting voor den tijd van langer dan zes maanden veroordeeld te zijn geweest, andermaal wegens misdaad of wanbedrijf, daarna gepleegd, te regt staat, stelt de vroegere veroordeeling eene verzwarende omstandigheid daar, waarop de regter, behoudens de bepalingen van artt. 9 en 20 dezer wet, bij de toepassing der straf acht moet geven.

De regter is bevoegd de straf van verbanning, tuchthuis of gevangenis zelfs met een derde boven het maximum te verhoogen.

Art. 67 Code Pénal. S'il est décidé qu'il a agi avec discernement, les peines seront prononcées ainsi qu'il suit:

S'il a encouru la peine de mort, des travaux forcés à perpétuité, ou de la déportation, il sera condamné à la peine de dix à vingt ans d'emprisonnement dans une maison de correction;

S'il a encouru la peine des travaux forcés à temps, ou de la réclusion, il sera condamné à être renfermé dans une maison de correction pour un temps égal an tiers au moins et à la moitié au plus de celui auquel il aurait pu être condamné à l'une de ces peines.

Dans tous ces cas il pourra être mis, par l'arrêt ou le jugement, sous la surveillance de la haute police, pendant cinq ans au moins et dix ans au plus. S'il a encouru la peine du carcan ou du bannissement, il sera condamné à être enfermé, d'un an à cinq ans, dans une maison de correction.

Art. 463. Dans tous les cas où la peine d'emprisonnement est portée par le présent Code, si le préjudice causé n'excède pas vingt-cinq francs, et si les circonstances paraissent atténuantes, les tribunaux sont autorisés à réduire l'emprisonnement même audessous de six jours, et l'amende même au-dessous de 16 francs. Ils pourront aussi prononcer séparément l'une ou l'autre de ces peines, sans qu'en cas elle puisse être au-dessous des peines de simple police.

aucun

Art. 17 der Wet van 28 Juni 1854 (Stb. n°. 102). De poging tot de misdaden (crimes), welke door deze wet correctioneel strafbaar worden en het kenmerk van wanbedrijf erlangen, is evenals de volbragte daad strafbaar.

De gevangenisstraf tegen wanbedrijven, in deze wet en in het Strafwetboek bedreigd, wordt echter bij strafbare poging met een derde verminderd.

Indien er op de poging in dat Wetboek eene mindere straf is bedreigd, wordt deze toegepast.

Art. 69 Code Pénal. Si le coupable n'a encouru qu'une peine correctionnelle, il pourra être condamné à telle peine correctionnelle qui sera jugée convenable, pourvu qu'elle soit au-dessous de la moitié de celle qu'il aurait subie s'il avait eu seize ans. a) Art. 21, lid b .... e, der Wet van 29 Juni 1854 (Stb. n°. 102). De gevangenisstraffen vangen aan met den dag der tenuitvoerlegging. Is de ver oordeelde bereids in hechtenis, dan vangen zij aan

.....

[ocr errors]
« PreviousContinue »