Page images
PDF
EPUB

BESLUIT

van 11 December 1813, no. 1, (Stb. n°. 10), houdende bepalingen ten aanzien van de Lijfstraffelijke Regts-oefening, in de Vereenigde Nederlanden.

Afgeschaft door art. 24 der Wet van 29 Juni 1854 (Stb. n°. 102). »De besluiten van den Souvereinen Vorst van 11 December 1813 (Staatsblad no. 10), 9 September 1814, no. 35 (Journal officiel de la Belgique, no. 87) en 20 Januarij 1815, n. 16/1026 (Journal officiel de la Belgique, no. 118), alsmede het art. 209 van het Wetboek van Strafvordering zijn afgeschaft."

WIJ WILLEM, enz.

Aan alle degenen, die dezen zullen zien of hooren lezen, salut!

In aanmerking nemende, dat de Straf bepalingen, in het tot nog toe in vigueur zijnde Wetboek van het Strafregt voorkomende, voor dit Land ongeschikt, en alzoo geheel ondoelmatig zijn; dat ook de manier van procederen in Lijfstraffelijke zaken, tot dusverre gebruikelijk, in sommige opzigten, zonder inconvenienten, eene provisionele rigting kan bekomen, welke de deswegens algemeen bestaande zwarigheden grootendeels kan wegnemen, en dat het, laatstelijk, van het uiterste aanbelang is, dat, met betrekking tot het middel van cassatie en andere objecten van Justitie, of welke daarmede in verband staan, nadere provisionele bepalingen worden gemaakt, en hierin willende voorzien;

Hebben besloten en besluiten:

ARTIKEL 1.

Het thans vigerend Fransch Wetboek van het Strafregt (Code Pénal) zal, bij provisie, en totdat daaromtrent nader zal zijn voorzien, kracht van wet blijven behouden, onder de navolgende veranderingen en modificatiën :

2. De algemeene verbeurdverklaring van Goederen, op sommige misdaden bij hetzelve Wetboek bepaald, wordt geheel en al afgeschaft.

3. Van 's gelijke wordt afgeschaft het stellen van misdadigers bij arrest of vonnis van den Regter onder de surveillance van de hooge Staatspolicie, met alle de gevolgen en aankleven van dien.

4. Alle bepalingen, in het voorzeide Wetboek, ten aanzien van het Fransche Rijk, deszelfs Gouvernement en de Fransche Geconstitueerde Magten zullen voortaan toepasselijk zijn op den Staat der Vereenigde Nederlanden, het daarin gevestigde Gouvernement, en de Nederlandsche Geconstitueerde Magten.

5. De wijze, waarop de Doodstraf volgens de Fransche Wet wordt uitgeoefend, wordt afgeschaft.

De Doodstraffen zullen voortaan zijn tweederlei; te weten: de Strop en het Zwaard.

De straf met den Strop wordt voor de schandelijkste gehouden, en uitgevoerd op het Schavot, aan Manspersonen door het ophangen aan eene Galg, en aan Vrouwspersonen, door het verworgen aan een' Paal.

De straf met het Zwaard wordt uitgeoefend door onthoofding van den veroordeelde, knielende op het Schavot, en geblinddoekt.

6. Aan de Regters wordt overgelaten, om, bij de veroordeeling tot de Doodstraf, naarmate van de meerdere of mindere atrociteit der Misdaad, tevens te bepalen, op welke der bij art. 5 vermelde wijzen de Doodstraf ter uitvoer zal moeten gebragt worden.

7. De straf van altoosdurenden dwangarbeid (travaux forcés à perpétuité), voorafgegaan door eene openlijke tentoonstelling aan de kaak, en met brandmerk, wordt afgeschaft.

In de plaats dier straf wordt gesubstitueerd de straf van geeseling, met den strop om den hals, aan de galg vastgemaakt, brandmerk, en een confinement in een rasp- of tuchthuis, voor eenen termijn, door den Regter te bepalen, niet te boven gaande den tijd van twintig achtereenvolgende jaren; of wel de straf van het zwaaijen met het zwaard over het hoofd, uit te voeren op een schavot, met alle dezelfde toebereidselen, welke bij de onthoofding worden in acht genomen, verzeld van een confinement in een rasp-, tuchtof werkhuis, mede voor eenen tijd, door den Regter te bepalen, niet te boven gaande den termijn van twintig achtereenvolgende jaren.

8. De Regters zullen de bevoegdheid hebben, om, naar den aard der misdaad, en naarmate van de omstandigheden, welke de misdaad hebben verzeld, vast te stellen tot welke der twee soorten van straffen, bij art. 7 vermeld, de misdadigers, die de straf van altoosdurenden dwangarbeid, volgens de voorschriften van het Code Pénal, zouden hebben geïncurreerd, zullen worden veroordeeld.

9. De straf van de openbare tentoonstelling aan de kaak (carcan), zoo als die volgens het Code Pénal wordt uitgevoerd, wordt afgeschaft.

De straf zal, in alle de gevallen, waarin dezelve bij het Code Pénal voorkomt, worden vervangen, hetzij door de straf van openbare Geeseling, hetzij door eene te Pronkstelling op het Schavot, voor zoodanigen tijd en op zoodanige wijze, als bij het vonnis zal worden bepaald, hetzij door eene Eerloosverklaring.

In de keus van welke straffen de Regters zullen acht geven op den aard der misdaad, den persoon des misdadigers, en de verzwarende of mitigerende omstandigheden, bij de misdaad hebbende plaats gehad.

10. De straf van Eerloosverklaring, bij art. 9, vermeld, zal dezelfde gevolgen hebben, als die bij het Code Pénal aan de Dégradation Civique zijn toegekend; zullende dezelve ook in de plaats der laatstgemelde straf subintreren. 11. De straf van Dwangarbeid voor eenen bepaalden tijd (travaux forcés à tems), wordt afgeschaft, en in de plaats daarvan ingevoerd de straf van Confinement in een Rasp- of Tucht- of Werkhuis, voor een' tijd, door den Regter te bepalen, niet te bovengaande den termijn van vijftien achtereenvolgende jaren onverminderd de straf, hetzij van openbare Geeseling, te Pronkstelling of Eerloosverklaring, welke (conform het gestatueerde bij art. 9) de Kaakstraf (carcan) zullen vervangen.

12. De Regters zullen voortaan bevoegd zijn, om in misdaden van mindere aangelegenheid, of ook wanneer de misdadiger, hetzij uit hoofde zijner jonge jaren, of wel wegens de verleiding van anderen tot het misdrijf, of om andere favorabele omstandigheden, eene aanmerkelijke mitigatie van straf mogt verdienen, als dan den tijd van confinement ook beneden de vijf jaren, zelfs zonder te Pronkstelling, te mogen bepalen, daaromtrent handelende met de meest mogelijke omzigtigheid.

13. Bij het bepalen der straffen tegen schuldigen aan de misdaad van valschheid, wordt aan den Regter de bevoegdheid gegeven, om, naarmate van de zwaardere of ligtere omstandigheden, de straf van het Brandmerk, bij de Wet bepaald, al of niet aan den misdadiger op te leggen.

14. Bij het beoordeelen en straffen van misdaden, vóór dato dezer, onder het volledig bestaan der Fransche Wet gepleegd, zullen de vorengemelde veranderingen en modificatiën mede worden in acht genomen; zoodanig echter, dat de misdadiger daardoor nimmer zal mogen worden bezwaard, en de straf van de Kaak (carcan), in dat geval, door geene zwaardere dan die van_te Pronkstelling op het Schavot, zal kunnen worden vervangen.

15. De misdadigers, welke bereids, vóór dato dezer, in het Gebied der Vereenigde Nederlanden zijn veroordeeld, doch hunne straf (door de sedert voorgevallene omwenteling van zaken) nog niet hebben ondergaan, zullen, overeenkomstig de tegen hen gewezene arresten, worden gestraft, onder deze modificatiën nogtans:

1o. Dat de gecondemneerden tot de Doodstraf (indien er eenige mogten gevonden worden) met de Koord zullen worden gestraft.

2o. Dat de gecondemneerden tot de straf van de Kaak (carcan) zullen worden te Pronk gesteld op een Schavot, met een papier op de borst, waarop hunne misdaad is uitgedrukt.

3o. De straf van Altoosdurenden Dwang-arbeid (travaux forcés à perpétuité) wordt geconverteerd in een confinement in een Rasp- of Tuchthuis gedurende den tijd van twintig achtereenvolgende jaren, onverminderd de te Pronkstelling en het Brandmerk.

4. Dat de straf van Dwangarbeid voor eenen tijd (travaux forcés à tems) insgelijks wordt geconverteerd in een confinement in een Rasp- of Tuchthuis, gedurende zoodanigen tijd, als bij het vonnis is bepaald, in allen gevalle echter, niet te bovengaande den tijd van vijftien achtereenvolgende jaren.

5o. Dat de tijd van confinement ten aanzien dezer gecondemneerden zal worden gerekend te zijn ingegaan van den dag af aan, waarop de vonnissen, tegen hen uitgesproken, kracht van gewijsde zaak hebben gekregen.

16. De Hoven van Assisen zullen voortaan worden gehouden zonder Jury, en de Regters in dezelven zullen, zoowel met opzigt tot de misdaad als tot de applicatie der Wet, uitspraak doen.

17. De gewone speciale Hoven worden, bij deze, vernietigd en afgeschaft; de zaken, aan dezelven gerenvoijeerd, zullen door de Hoven van Assisen worden afgedaan, aan welke ook voortaan gerenvoijeerd zullen worden alle zoodanige zaken, welke, volgens de dus verre nog in vigueur zijnde Wetten, aan speciale Hoven moesten verzonden worden.

18. Geene Criminele of Correctionele Audientien zullen in het openbaar gehouden worden, vóór het aanvangen der Pleidooijen, welke publiek moeten zijn; de arresten of vonnissen, met het geen daarbij behoort, moeten insgelijks in het openbaar worden gepronuntiëerd.

19. Geene arresten, door het Hoog Geregtshof der Vereenigde Nederlanden, de Regtbanken van Eerste Instantie, Geregten en Vrederegters, in het hoogste ressort gewezen, zullen van nu af aan kunnen worden geattakeerd bij wijze van cassatie.

20. Van alle vonnissen van Regtbanken van Eerste Instantie, Geregten en Vrederegters, in het hoogste ressort gewezen, van welke geen appel, maar cassatie, werd geadmitteerd, zal men mogen appelleren aan het Hoog Geregtshof, te dien effecte, dat het Hof, bevindende, dat de behandeling der zaak aan wezenlijke nulliteiten laboreert, of dat, in de toepassing der Wet, kwalijk is gehandeld, het vonnis, waarvan geappelleerd is, zal annulleren, de geheele zaak op nieuw onderzoeken, en daarin, hetzij bij een en hetzelfde arrest, hetzij, wanneer de zaak te omslagtig zijn mogt, bij een tweede arrest, zoodanige uitspraak doen, als hetzelve in goede justitie zal bevinden te behooren.

21. Geene Advijsen of Uitspraken, Arresten, Appointementen en Bevelschriften, van welken aard die ook zouden mogen zijn, van den Franschen Staatsraad, het Hof van Cassatie of andere Fransche Autoriteiten, tegen Ingezetenen van de Vereenigde Nederlanden, na den 21sten November 1813 geëmaneerd, zullen worden gerespecteerd, of eenig gezag van gewijsde hebben, of van eenige verbindende kracht zijn.

22. Ten einde echter aan de Ingezetenen gelegenheid te geven, om het regt, dat zij eenmaal verkregen hebben, om het middel van Cassatie te beproeven, voort te zetten, worden de eerste en tweede Civiele Kamers van het Hoog Geregtshof, bij deze, gequalificeerd, om in de Civiele zaken, in welke Ingezetenen der Vereenigde Nederlanden zijn betrokken, en die door het Hof van Cassatie te Parijs zijn gecasseerd, en naar een ander Hof of Geregt zijn geren voijeerd, in het hoogst ressort, regt te spreken: ten welken einde de gemelde zaken, binnen den tijd van drie maanden, aan het Hoog Geregtshof der Vereenigde Nederlanden moeten worden overgebragt, of zal anders de Cassatie zijn vervallen.

23. Door den Eersten President van gemeld Hoog Geregtshof zullen drie Leden tot Commissarissen worden benoemd, voor welke de Civiele zaken, waarin Ingezetenen der Vereenigde Nederlanden betrokken zijn, en die, met opzigt tot derzelver admissie in cassatie, voor de Kamer der Rekwesten van het Hof van Cassatie te Parijs zijn hangende, alsmede die, voor welke de termijn, om zich in cassatie te kunnen adresseren, nog loopende is, in de eerste plaats bij rekwesten, en dat wel uiterlijk binnen drie maanden, op poene van verstek, zullen gebragt worden, ten einde door dezelve Commissarissen, volgens artikel 7 der Fransche Wet van 20 April 1810, te worden onderzocht en uitgemaakt, of dezelven al of niet in cassatie behooren geadmitteerd te worden. En zullen voorts, in gevalle van admissie, ook alle zaken verder, voor de twee meergemelde Kamers, volgens de Wet geinstrueerd en daarin bij dezelven uitspraak worden gedaan, als naar behooren.

24. Indien echter een arrest van de eerste of tweede civiele Kamer van het voormalig Keizerlijk Geregtshof, alhier gevestigd geweest, bij wege van cassatie is of wordt geattakeerd, zal die civiele Kamer van het Hoog Geregtshof, welke dat arrest gewezen heeft, niet over de cassatie kunnen zitten, maar door de derde civiele Kamer van het Hof worden vervangen.

25. De correctionele zaken, voor dato dezer, in het hoogste ressort gewezen, en de uitspraken in criminele zaken, vóór dato dezer gedaan, van welke men cassatie heeft doen beteekenen, of alsnog kan doen beteekenen, en de civiele zaken, welke, bereids vóór den 21sten November 1813, in cassatie door de Kamer der Rekwesten van het Hof van Cassatie waren geadmitteerd, zullen almede voor de twee opgenoemde Kamers van het Hoog Geregtshof, binnen drie maanden, op poene van verstek, worden overgebragt. Indien criminele Procedures van bovengemelden aard mogten gecasseerd worden, zal het renvooi moeten plaats hebben aan een ander Hof van Assises; doch met betrekking tot de Correctionele of Civiele zaken, hier boven vermeld, zullen, ingeval van Cassatie, de Eerste en Tweede Civiele Kamers van het Hoog Geregtshof daarin definitivelijk regt doen.

26. Naardien van de gewijsden der Hoven van Assises geen appel, maar alleen cassatie valt, zal men zich deswegens voortaan aan de Eerste en Tweede Civiele Kamer van het Hoog Geregtshof adresseren, welke zullen decideren of er termen zijn, om de zaak aan een nieuw onderzoek te onderwerpen; zoo ja, zullen gemelde Kamers het arrest casseren, en de zaak renvoijeren aan een ander Hof van Assises. Over de nulliteit, vermeld in art. 299 van het Wetboek van Strafregt, zullen almede de Eerste en Tweede Civiele Kamers

van het Hoog Geregtshof cognosceren, en, wanneer daartoe termen zijn, het arrest van renvooi, overeenkomstig de Wet, veranderen of corrigeren.

27. De arresten van de Kamer van het Hoog Geregtshof, die, als buitengewoon Speciaal Hof, met de uitspraak over prijszaken of aanhalingen, door de troepen der Land- en Zeemacht, bevorens gedaan, belast is, zullen voortaan aan geenerhande provocatie onderworpen zijn. De voor den Franschen Staatsraad in appel aanhangige zaken van dezen aard zullen mede voor de twee te meermale gemelde kamers van het Hoog Geregtshof kunnen worden overgebragt.

28. In alle hangende zaken, en in dezulken, welke haar volkomen beslag en einde nog niet hebben bekomen, zal, zoowel bij het Hoog Geregtshof als bij de Regtbanken, Geregten, en Vredegeregten, volgens de laatste retroacta kunnen voortgegaan, en de zaken ten uitvoer of ten einde gebragt worden, zonder dat daartoe eenige overbrenging of nadere executoire zal noodig zijn; mits bij de nieuwe akten de bepalingen in acht worden genomen, vervat in § 4 van het besluit van het Algemeen Bestuur der Vereenigde Nederlanden, van den 1sten December 1813, rakende de wijze, waarop de justitie, bij provisie, zal geadministreerd worden.

29. Ten einde de afdoening der oude zaken, dat is, van dezulken, die op den 1sten Maart 1811 aanhangig waren, te bespoedigen, zullen het Hoog Geregtshof en de Vierscharen de bevoegdheid hebben, om dezelve, zoowel bij mondelinge pleidoije, als schriftelijk te doen voordragen.

30. Wanneer, door eene der partijen, een eed in eenige zaak moet worden afgelegd, zullen daartoe de van ouds gebruikelijke formulieren worden gebezigd. 31. De berekening of herleiding van Hollandsche Geldsommen, Maten en Gewigten in Francs en Centimes, of in Fransche Maten en Gewigten, zal voortaan uit alle Dingtalen, Conclusiën, Vonnissen, Arresten en in één woord, uit alle de Judiciële en Notariële Akten moeten weggelaten worden.

32. De Notarissen zullen zich niet meer Keizerlijke maar Openbare Notarissen in hunne Akten noemen, en, bij provisie, hun eigen cachet, in plaats van het Fransch keizerlijke, gebruiken, en eindelijk, den Franschen executoiren vorm uit hunne Obligatoire Akten weglaten en in het hoofd derzelven stellen, in Naam der Hooge Overheid; zullende daarmede deze hunne Akten dezelfde kracht van executie hebben als bevorens.

33. De Vrederegters zullen mede, bij provisie, van hun eigen cachet in plaats van het Fransch keizerlijke gebruik maken.

34. De Avoués voor de Hoven en Geregten zullen voortaan weder den ouden naam van Procureurs aannemen.

35. De Leden van het Hoog Geregtshof en van de Regtbanken, de Ambtevan het openbaar ministerie, de Vrederegters en de Griffiers zullen, provisioneel, en tot daaromtrent nadere bepalingen zullen zijn gemaakt, op de openbare teregtzittingen, gekleed zijn in den Zwarten Tabbaard, zonder Gordel, met eene Bef en plat opgetoomden Hoed; ten Hove van Z. K. H. verschijnende, zullen zij in het Zwart gekleed zijn, met een' Degen op zijde.

De Advokaten zullen Pleiten met Mantel en Bef.

De Procureurs en Deurwaarders zullen op de teregtzittingen in het Zwart gekleed zijn.

En, ten einde niemand hier van ignorantie pretendere, zal deze, alomme in het Gebied der Vereenigde Nederlanden, worden gepubliceerd en geaffigeerd. En voorts het vereischt getal exemplaren van deze worden gedrukt en verzonden:

1o. Aan het Hoog Geregtshof der Vereenigde Nederlanden, met aanschrijving, om, met toezending van de noodige exemplaren, hetzelve te

« PreviousContinue »