Page images
PDF
EPUB

dezer middelen gebruik maakt, dan moet men wel vooronderstellen, dat hij genoegen neemt in de uitspraak des rechters, en eene uitbreiding van het gezag van het gewijsde tot allen bevat dan niets onredelijks. Wel blijft ook naar dit stelsel de moeielijkheid bestaan, op welken juridischen grond het steunt, dat het vonnis van kracht is tegenover allen, die tijdens het proces nog niet waren geboren, daar deze zich niet hebben kunnen verzetten, maar welk stelsel men ook aanneme, altijd zal dit bezwaar blijven. Toullier 1) leert, dat een vonnis tegen de ouders noodzakelijk gezag moet hebben, ten aanzien van de kinderen, die nog niet waren geboren tijdens den aanvang van het proces, omdat een kind niet uitgebreider rechten kan hebben dan zijne ouders tijdens zijne geboorte hadden. Naar onze meening is dit niet juist het is waar, voorzoover het betreft rechten, welke de kinderen aan hunne ouders ontleenen, maar wat aangaat de rechten, die de wet hun schenkt, onafhankelijk van de qualiteit van erfgenaam van hunne ouders, kan de door Toullier aangegeven grond niet opgaan. Wij gelooven, dat daarvoor geen andere grond is te vinden dan die der noodzakelijkheid in verreweg de meeste gevallen zal het eene goede werking hebben, dat het gezag van gewijsde zich uitstrekt tot de kinderen, die tijdens het proces nog niet waren geboren, omdat hunne ouders,

1) T. a. p. X no. 223.

die zich al of niet hebben verzet, toch ook voor hen zouden hebben moeten optreden. En zoo het al in een enkel geval onbillijk is, dan is die onbillijkheid onvermijdelijk, want de wetgever kan zonder groot nadeel voor het algemeen daarin niet voorzien. Dat dus het gezag van het gewijsde wordt uitgebreid tot hen, die niet hebben kunnen opkomen, kan niet pleiten tegen een stelsel, dat wij beschouwen als overeenkomstig de algemeene rechtsbeginselen, en dat niet de praktische bezwaren heeft, welke aan andere stelsels zijn verbonden.

Wij zijn gekomen aan het einde van onze beschouwingen, wat, bij de onvolledigheid en het stilzwijgen onzer wet, in het Nederlandsch burgerlijk recht moet gelden ten aanzien van het gezag en de exceptie van gewijsde m. a. w. ten aanzien van den invloed, dien een vonnis, dat een einde maakt aan een burgerlijk geding, uitoefent op een later burgerlijk proces. Hoogst belangrijk blijft de vraag, welke de invloed van een strafvonnis op een later burgerlijk geding moet zijn. Onze wetgever heeft, door twee artikelen (artt. 1955 en 1956) in het B. W. optenemen, deze materie volkomen willen regelen. De beoordeeling van de juistheid der door onzen wetgever gevolgde theorie en het onderzoek, of artt. 1955 en 1956 B. W. voorzien in alle geval

len, bieden echter zoovele nieuwe gezichtspunten aan, dat wij het niet raadzaam hebben geoordeeld, om deze materie nog in dit academisch proefschrift te behandelen. Misschien behandelen wij dit onderwerp later.

STELLINGEN.

I.

Het gezag van gewijsde bestaat, naar het Nederlandsch burgerlijk recht, niet in een vermoeden. (proefschr. bl. 26.)

II.

Hij, die, na door den rechter tot betaling van eene schuld te zijn veroordeeld, aan dit vonnis heeft voldaan, en later eene quitantie vindt, waaruit van eene reeds vóór het vonnis gedane betaling der schuld blijkt, kan het betaalde niet door de condictio indebiti terugvorderen. (proefschr. bl. 40.)

III.

Niet alleen de eindbeslissing, maar ook elke beslissing over geschilpunten, die door partijen in een proces, door middel van conclusies, aan het oordeel des rechters worden onderworpen, is vatbaar, om in kracht van gewijsde te gaan, zoodat elke partij later zich op die beslissing kan beroepen. (proefschr. bl. 73.)

IV.

De rechter is niet bevoegd ambtshalve de exceptie van gewijsde toetepassen. (proefschr. bl. 134.)

V.

Slechts dan bestaat er identiteit van rechtsvraag, wanneer dezelfde zaak op dezelfde oorzaak wordt gevorderd. (poefschr. bl. 149.)

VI.

Bij onpersoonlijke vorderingen staat de exceptie van gewijsde niet in den weg, wanneer de vroegere beslissing spreekt van eene bepaald aangewezen wijze van verwerving, en later dezelfde zaak op eenen ananderen grond van verwerving wordt gevorderd. (proefschr. bl. 192.)

« PreviousContinue »