Page images
PDF
EPUB

VII.

Ten onrechte bepaalt art. 1957 B. W., dát vonnissen, betrekkelijk den staat van personen, gewezen tegen dengene, die wettiglijk bevoegd was om den eisch tegen te spreken, van kracht zijn tegen elk en een iegelijk. (proefschr. bl. 257.)

VIII.

In het Romeinsche recht worden de actiones, wat betreft het object, verdeeld in actiones in personam en actiones in rem. De actiones mixtae bestaan alleen, wat het praktisch rechtsgevolg betreft, niet in het innerlijk wezen.

IX.

In lege 5 § 10 D. de institoria actione (14. 3) legendum est ut discipulus servis pro ut discipulis suis.

X.

Een huwelijk, door eenen Nederlander buiten 's lands gesloten, is nietig, wanneer hier te lande geene afkondigingen hebben plaats gehad.

XI.

De langstlevende der ouders, die niet voogd of voogdes is, behoudt het recht, om voor de opvoeding van zijn of haar minderjarig kind te waken.

XII.

Art. 445 B. W. mist allen redelijken grond.

XIII.

Onze wetgever had in art. 822 B. W. aan den vruchtgebruiker van ontgonnen veenen, mijnen, enz. eene soortgelijke verplichting moeten opleggen, als in art. 804 B. W. aan den vruchtgebruiker van verbruikbare zaken is voorgeschreven.

XIV.

De vruchtgebruiker heeft geen recht op de vruchten, voordat hij den in art. 830 B. W. voorgeschreven staat of beschrijving heeft gemaakt.

XV.

Een testament gemaakt door hem, die op eigen verzoek is onder curateele gesteld, is nietig.

XVI.

De erfgenaam, die ten aanzien van éénen schuldeischer der nalatenschap is verklaard te zijn zuiver erfgenaam, behoudt de bevoegdheid, om den boedel des erflaters onder benefice van inventaris te aanvaarden.

XVII.

Na de verklaring van een' enkelen getuige, zonder ander bewijs, is de rechter bevoegd den suppletoiren eed op te leggen.

XVIII.

Een wisselbrief is ook na de faillietverklaring van den betrokkene voor endossement vatbaar.

XIX.

Terecht beweert Mr. Jolles (Rechtsgel. Bijbl. VIII bl. 367 vv.), dat het noodig is, dat het vonnis van faillietverklaring aan den executant worde beteekend, ten einde hem te verplichten, om de executie te doen ophouden.

XX.

Na de insolventverklaring van den boedel eens gefailleerden moeten de onroerende goederen, tot dien boedel behoorende, worden verkocht, ten overstaan

van den openbaren ambtenaar ter plaatse, waar die goederen gelegen zijn.

XXI.

Wanneer de bij de homologatie van het accoord gerehabiliteerde niet voldoet aan de verplichtingen, hem bij het accoord opgelegd, kan het accoord niet op grond van art. 1302 B. W. worden vernietigd, maar kan de gerehabiliteerde op nieuw worden failliet verklaard.

XXII.

Het is wenschelijk, dat in ons aanstaand wetboek van burgerlijke rechtsvordering het instellen van hooger beroep in burgerlijke zaken voor altijd worde onmogelijk gemaakt en dat te gelijker tijd eene nieuwe wet op de rechterlijke organisatie meerdere waarborgen verschaffe voor eene goede en onpartijdige rechtspraak van de arrondissements-rechtbanken.

Indien echter onze wetgevende macht de instandhouding van het hooger beroep in burgerlijke zaken noodzakelijk mocht achten, dan bepale zij:

a dat het instellen van hooger beroep niet afhankelijk is van het quantum der ingestelde vordering;

b dat de gedingvoerende partijen in elk geval genoodzaakt zijn de beide instantiën te doorloopen.

XXIII.

Terecht beveelt art. 66 C. P. den rechter, om hem, die beneden 16 jaren oud zonder oordeel des onderscheids een misdrijf heeft begaan, vrijtespreken.

XXIV.

Wanneer een pasgeboren kind op eene eenzame plaats is te vondeling gelegd en dien ten gevolge is overleden, moet op de moeder, die dat feit pleegde, niet de straf van infanticide maar van meurtre worden toegepast.

XXV.

Art. 357 C. P. is door art. 22 W. v. Sv. afgeschaft.

XXVI.

Art. 106 W. v. Strafv. is niet toepasselijk vóór verleenden rechtsingang.

XXVII.

De onlangs door onze Regeering voorgestelde toevoeging aan art. 195 der Gemeentewet van de volgende alinea:

« PreviousContinue »