Page images
PDF
EPUB

wegens de invoering van verscheidene nieuwe belastingen, de onvolmaaktheid eener nieuwe administratie en het niet genoegzaam waken tegen ontduikingen der wet, zoo werd die berekening voor het vervolg toch als vrij nauwkeurig beschouwd. Sommigen schatten haar zelfs drie millioen hooger indien de nieuwe belastingwetten met kracht gehandhaafd en geen enkelen inbreuk toegelaten werd ten gunste van een of ander departement of provincie op de gelijkheid zoowel in den aanslag der verschillende belastingen als in de wijze van beheer der financiën.

De Minister van financiën Gogel raadde dan ook den Koning geen acht te slaan op de klachten der adellijke grondbezitters die, protesteerende tegen de nieuwe grondbelasting, het herstel van het federatief belastingstelsel verlangden, en daardoor het geheele financiewezen van het koninkrijk ten gronde zouden richten.

De uitgaven werden verdeeld in 1o bepaalde en noodzakelijk e en 2° die, welke afhankelijk waren van den staat en de hoegrootheid van de inkomsten. Het totaal bedrag der bepaalde en noodzakelijke uitgaven bedroeg 49400000 gld. Deze som afgetrokken van het totaal van 's lands inkomsten leverde een overschot van 1300000 gld., welk bedrag vermeerderd met de 3 millioen, die men van het eenmaal goed gevestigde nieuwe belastingstelsel verwachtte, de nederige som van 4300000 gld. verschafte voor buitenlandsche zaken en de landsdefensie. Hierbij was geen rekening gehouden met de uitgaven voor het beheer en de verdediging der koloniën, daar deze geheel af hingen van het stelsel, dat het nieuwe gouvernement van plan was te volgen, zoowel ten opzichte van dat administratief beheer en van die defensie, als van het vrijhandelsysteem, dat kort geleden gehuldigd was geworden voor de bezittingen en nederzettingen in Oost-Indië met betrekking tot het moederland en de vreemde zeemogendheden.

De uitgaven voor buitenlandsche zaken op 500000 gld. stellende, bleef er voor de landsverdediging slechts 3800000 gld. over, terwijl de gewone en buitengewone aanvragen voor beide posten 27242512 13- 5 gld. en de gewone alleen meer dan 10500000 gld. bedroegen. Onafhankelijk van de publieke schuld bestond er een achterstallige schuld van 35 millioen en een deficit van 81 millioen, waaronder begrepen was 34 en een half millioen rente voor de openbare schuld. Zoodanig was de betreurenswaardige toestand van het financiewezen van den Nederlandschen Staat bij de troonsbeklimming van Louis Napoleon.

Zoodra mogelijk moest hierin verandering gebracht worden, indien men den Staat van een wissen ondergang wilde redden.

Den 14den Juli riep de Koning den Ministerraad en Staatsraad op het Huis ten Bosch bijeen om het gewichtige vraagstuk van 's lands financiën in behandeling te nemen, en maatregelen te beramen voortaan de uitgaven in overeenstemming te brengen met de inkomsten. Met het vaste voornemen door het invoeren van groote bezuinigingen op het jaarlijksche budget, vooral op de posten van marine en oorlog, de evenredigheid tusschen inkomsten en uitgaven te herstellen, bepaalde de Koning dat, aangezien er jaarlijks 34 en een half millioen gulden stel 35 millioen aan interest betaald moest worden van de openbare schuld, de jaarlijksche staatsuitgaven in verhouding tot de door Gogel geschatte staatsinkomsten van 55 millioen nie hooger mochten zijn dan 20 millioen. De uitgaven over de laatste helft van het jaar 1806 moesten dus zoo na mogelijk tot 10 millioen teruggebracht worden.

Bij benadering bedroegen deze uitgaven ruim 14 millioen, zoodat er dus aan het einde van het jaar een te kort zou zijn van ongeveer 5 millioen.

De Minister van financiën Gogel stelde voor dit deficit te dekken door een reductie op de rente. De Koning, die zich even als de meeste leden der vergadering bij dit voorstel aansloot, werd echter door de overtuigende taal van den President der sectie van financiën uit den Staatsraad, Goldberg tot andere inzichten gewonnen. Deze, die reeds bij de troonsbeklimming van Louis Napoleon het land voor een rentereductie had behoed door zijn aan Ver Huell medegegeven en voor den Keizer bestemde memorie 1), had ook thans het geluk Z. M. en alle leden van dat denkbeeld af te brengen.

Hij verklaarde dat een rentereductie alleen drukte op één klasse van bezitters in het rijk, zij was een belasting op de renteheffers; alle andere bezitters, die geen renteheffers waren, en een menigte ingezetenen, die van de eerste klasse leefden en bestonden, zouden dan geheel vrij blijven. De billijkheid en rechtvaardigheid eischte dat niet op een gedeelte der ingezetenen dien last werd gelegd, maar dat alle ingezetenen belast werden, waardoor de 5 millioen gemakkelijker en met minder bezwaar zouden opgebracht kunnen worden.

Eenstemmig vereenigde men zich met Goldberg's gevoelen. De Minister van financiën ontving de opdracht om door nieuwe belastingen of door verhooging op de oude het deficit te dekken. 2)

1) Bijlage 3.

2) De voorstellen kort daarna door Gogel ingediend, werden goedgekeurd en na arrestatie door het Wetgevend Lichaam gedecreteerd. Zij bestonden in het arresteeren van de grondbelasting (verponding) over 1806

Ten slotte werd een crediet van 500000 gld. ter beschikking des Konings gesteld om enkel en alleen te strekken tot afbetaling van achterstallige schulden tot 1 Juli 1806.

Voor een richtig beheer der geldmiddelen bepaalde Z. M. dat de Minister van Financiën jaarlijks een verslag moest indienen van de werkzaamheden aan zijn ministerie en van den toestand der schatkist. Zoodra de wet betrekkelijk de algemeene staatsbehoeften door het Wetgevend Lichaam was gearresteerd, zou de Koning met dien Minister de verdeeling der fondsen, welke voor elk ministerie per maand benoodigd waren, vaststellen. Nadat de maandelijksche staat der inkomsten en uitgaven was opgemaakt, moesten van de revenuen de in die maand vervallende wissels en een zeker bedrag tot betaling der rente van de publieke schuld worden afgetrokken en het restant daarna over de verschillende ministeriën worden verdeeld. Na vaststelling van deze maandelijksche verdeeling gaf de Minister van financiën daarvan kennis aan de andere Hoofden der ministeriën, die daarop de noodige aanvragen konden doen tot uitbetaling op de fondsen aan elk ministerie voor die maand toegestaan. Eveneens werden de respectieve departementale besturen en dat van het landschap Drente aangeschreven de noodige aanvragen tot den Minister van financiën te richten om daarop machtiging tot betaling te verkrijgen. Die aanvragen moesten specifiek voor iedere behoefte geschieden, met bijvoeging der noodige toelichtingen waaruit duidelijk het dringende der uitgaven moest blijken. Zij mochten alleen de volstrekt onvermijdelijke betreffen; alle vernieuwingen of verbeteringen moesten uitgesteld worden.

Tevens kreeg de Minister Gogel in last alle voorbereidingen te treffen tot het in werking brengen der nieuwe grondbelasting (verponding), waarvan de algemeene beginselen reeds vastgesteld waren door Hun Hoog Mogenden den 12den Juli 1805. Om den Minister van financiën in zijn omvangrijken werkkring bij te staan, werden hem, behalve een Secretaris-Generaal, zes raadslieden toegevoegd met den titel van Raden van den Minister van financiën. Zij vormden den Raad van Judi

zooals deze bepaald was den 12 Juli 1805 en te betalen vóór 1 Mei 1807; een verhoogde belasting op den wijn en het gedistelleerd, een nieuwe belasting op de haardsteden en op het goud en zilver; verhooging van één tiende op het recht van successie; de kleinzegelbelas ting op de binnenen buitenlandsche staatspapieren en belasting op eenige voorwerpen van handel en weelde.

Later kwam de Koning nogmaals op de rentereductie terug (bijlage 9) als eenig middel om een krachtig leger op de been te houden. Doch ook thans was het Goldberg, die met klem van redenen den Koning daarvan weerhield.

cature over de Middelen te Water en te Land. Voor de Middelen te Land van het geheele rijk werden benoemd een Inspecteur-Generaal en een Adjunct-Inspecteur, en in de verschillende departementen Inspecteurs. 1)

Het publiek juichte al deze maatregelen des Konings toe. In korten tijd was de uitgeschreven 2% % leening van 5 ton volteekend, en de hoop werd verlevendigd dat na het sluiten van den vrede de handel de beschikbare hulpbronnen weer ruimschoots zou doen vloeien.

De steun, dien de Koning bij zijn keizerlijken broeder gehoopt had te zullen vinden in de zware taak, welke hem op de schouders was gelegd, bleek te vergeefs.

Volkomen ingelicht omtrent 's lands financiëelen toestand en door het voormalige Uitvoerend Bewind èn door den Raad-Pensionaris, had Napoleon alle vertoogen beantwoord met nieuwe en zwaarder eischen. Al het gewicht van Frankrijks bondgenootschap ondervindende, had de Bataafsche Republiek tot verlichting harer rampen den Eersten Consul verzocht onzijdig te mogen blijven in den oorlog tusschen Frankrijk en Engeland. Onderhandelingen daarover gevoerd, waren te Berlijn en Londen gunstig opgenomen maar door den Consul afgewezen. Napoleon eischte van zijn bondgenooten dat zij, alvorens voor zichzelven te zorgen, eerst zijn belangen dienden.

Het was dus te voorzien dat, hetgeen de Keizer den Raad-Pensionaris geweigerd had, nog minder zou toegestaan worden aan een broeder, van wien hij grooter ijver verwachtte in het steunen zijner inzichten.

's Konings eisch om teruggave van het voorschot van 4 millioen gulden, dat eenige jaren geleden door het regentschap te Batavia verstrekt was aan den Admiraal Sercey en erkend door De Talleyrand en Schimmelpenninck, werd dan ook eenvoudig afgewezen met de woorden dat die schuld,,verjaard" was.

Het verzoek om volgens de akte van 24 Mei een handelstractaat tusschen beide natiën te sluiten, werd in zeer algemeenen en ontwijkenden zin beantwoord; hieraan werd nooit voldaan.

Als antwoord op een gedetailleerde nota van al hetgeen Holland nog van Frankrijk te vorderen heeft, ten bedrage van ruim 6 millioen gulden, en op een uitvoerig rapport van den financieëlen toestand en van de schatkist des koninkrijks geeft de Keizer den raad een rentereductie in te voeren, daar hij geen geldmiddelen bezit en de Fransche schatkist nauwelijks kan voorzien in zijn enorme uitgaven.

1) Onder het ministerie van financiën ressorteerde tevens de Directeur-Generaal der posterijen.

Maar de Koning verwierp dien raad. Hij antwoordde dat zulk een maatregel de Hollanders, die hun schuld als heilig beschouwden, in verzet zoude brengen, daar zulks in hun oogen niets anders dan een vermomd bankroet zou zijn. De eenigste verlichting, welke Louis Napoleon zijn uitgeput land kon verschaffen, was, dat zijn verzoek om de Fransche troepen macht door de keizerlijke schatkist te doen betalen in Zoover door Napoleon werd toegestaan, dat in plaats van zes slechts twee Fransche regimenten en twee generale staven ten laste van Holland zouden blijven en de overige troepen het land verlieten.

Om de zware militaire lasten, waaronder het land gebukt ging, te verlichten, besloot de Koning het leger en de marine te verminderen. Onder voorwendsel van groote reparatiën deed hij een gedeelte van de vloot, welke sedert de mislukte expeditie tegen Engeland werkeloos en zonder eenig nut in de haven van Boulogne lag, naar het vaderland terugkeeren met het voornemen om bij haar terugkomst een groot aantal der bemanning naar hun haardsteden te zenden. Eveneens wilde hij de landmacht verminderen, de vreemde regimenten van Waldeck en Saksen-Gotha, die in 's lands dienst waren, afdanken en de vestingen langs den IJsel en van de Oud-Hollandsche waterlinie, benevens Willemstad, Geertruidenberg en Crèvecoeur doen slechten.

Deze maatregelen waren echter met het oog op den politieken toestand van Europa en terwijl de onderhandelingen tusschen Frankrijk en Engeland nog hangende waren, niet vrij te pleiten van onvoorzichtigheid. Napoleon verklaarde dan ook dat indien zijn broeder daartoe overging, Frankrijk den vrede zou teekenen zonder aan Engeland de teruggave der op Holland veroverde koloniën als voorwaarde te stellen. Om zich tegen een inval van Engeland te verdedigen, of de grenzen tegen Duitschland te beschermen, en tot het behoud zijner koloniën had Holland minstens 30000 man troepen noodig. De Keizer achtte het tafereel van Hollands financieelen toestand overdreven, en zeide dat een vermindering van troepen onvermijdelijk de verovering van Holland ten gevolge zou hebben; dat de Hollanders echter te zeer aan hun onafhankelijkheid gehecht waren om niet de noodzakelijkheid van een leger en vloot te gevoelen. „De geheele natie moet medewerken tot het verkrijgen van den vrede ter zee en tot den bloei van het keizerrijk." 1) Omtrent het raseeren van enkele vestingen eischt hij van den Koning niets te zullen doen alvorens hem geraadpleegd te hebben. ,,Begrijp dat die vestingen van nut zouden kunnen zijn in een eventueelen oorlog met Oostenrijk en Pruisen. Gij handelt als een dwaas, zonder de gevolgen der dingen vooruit te zien." 2)

3

Felix Rocquain. Napoleon aan Louis 13 Aug. 1806.
Napoleon aan Louis 29 Juli en 1 Aug. 1806.

I d.

« PreviousContinue »