appliqué d'après les circonstances une peine moindre que celle déterminée par les art. précités. Il pourra même pour des raisons plausibles être libéré de toute peine; particulièrement si un ou plusieurs des autres complices, tombent entre les mains de la justice et sont convaincus du crime. TITRE VII. Des actes de violence, des vols et rapine. 154. Tout marin qui frappe, blesse, maltraite ou dépouille l'équipage d'un bâtiment de l'ennemi qui s'est rendu ou a été pris, sera puni de la cale avec coups de cordes, ou de la vergue avec coups de cordes, d'après la gravité du crime, et la nature des circonstances. 165. Sera puni de la même manière tout par la suite toute charge civile ou militaire. 156. La punition des petits vols commis à bord pour la première ou la deuxième fois, est laissée à la discipline militaire, si l'officier commandant jug e que ces vols, à cause du peu de valeur de l'objet volé ou à cause de circonstances atténuantes, peuvent être punis, sans nécessiter des informations judiciaires, et sans préjudice pour le service, ou la justice militaire. 157. Tout marin qui, pour la troisième fois commet quelque vol à bord, quelque minime que soit la valeur de l'objet volé, ou de ses vols précédents, recevra trois fois la vergue avec coups de cordes, fortement appliqués, et sera déposé à terre comme infâme. TITRE VIII. tration. marin qui lorsqu'un bâtiment aura été pris De l'Infidélité et de la mauvaise adminissur l'ennemi, force des caisses et paquets ou barils qu'on y aurait trouvés, vole quelque chose de ces caisses, paquets ou barils ou du bâtiment; néanmoins si un officier se rend coupable des délits prévus par ces deux articles, il sera puni de cassation et déclaré infâme et par conséquent inhabile à remplir openbaart, zal, aan de zoodanigen, eene mindere straffe worden opgelegd, dan bij de voorschreve artikelen is bepaald, naar mate van de omstandigheden. Hij zal zelfs, redenen daar toe dienende, van alle straffe mogen vrijgesteld worden, inzonderheid zoo een of meer der overige medepligtigen in handen van de justicie geraken, en van de misdaad overtuigd worden. ZEVENDE TITEL. Van geweldenarijen, diefstal en roof. 154. Elke schepeling die de manschappen op een vijandelijk schip, het welk zich heeft overgeven of bemagtigd is, slaagt, kwetst, mishandelt of spoliecrt, zal, met kielhalen eu laarsen of het vallen van de raa en laarsen, gestraft worden, naar de grootheid van het misdrijf en den aard der omstandigheden. 155. Op dezelfde wijze zal worden gestraft elk schepeling die, wanneer eenig schip op den vijand veroverd is, eenige kisten, kasten, pakken of vaten, in hetzelve gevonden wordende, openbreekt of iets daar uit of uit het schip stcelt, edoch zoo cen officier zich, aan de misdaden in deze beide artikelen uitgedrukt, mogt schuldig maken, zal dezelve worden gestraft met cassatie en verklaring 158. Quiconque, en vertu de sa qualité à bord, a la surveillance ou l'administration d'objets appartenant à l'État, qu'il soit officier, agent comptable ou trésorier, sousofficier, maître d'équipage, maître timonier, van te zijn eerloos, en mitsdien onbekwaam om in het vervolg eenige burgerlijke of militaire charge te kunnen bekleeden. 156. Het straffen van kleine dieverijen voor de eerste of voor de tweede maal, aan boord gepleegd, word aan de krijgstucht overgelaten, wanneer de commanderende officier mogt vermeenen dat dezelve, om de geringe waarde van het ontvreemde uit hoofdde van verschoonende omstandigheden, zonder nadeel van 's lande dienst of van de militaire justicie, buiten regterlijk onderzoek, kunnen gecorrigeerd worden. 157. Elk schepeling die, voor de derde maal, aan boord, eenige dieverij pleegt, hoe gering de waarde van deze of van zijne vorige dieverijen ook zijn moge, zal driemaal van de raa vallen, strengelijk gelaarsd en als schelm aan de wal gezet worden. ACHTSTE TITEL. Van ontrouwe en kwade administratie. 158. Een ieder aan wien, aan boord, uit hoofde van zijne qualiteit, de bewaring of administratie is toevertrouwd van eenige van 's lands goederen, het zij hij is officier, schrijver, of thesaurier, het zij hij is onder-officier, als schipper, stuurman, charpentier, cambusier, forgeron ou autre, détourne des objets qui lui ont été confiés, en raison de ses fonctions, ou se rend coupable d'une mauvaise administration de ces objets, sera puni, si c'est un officier, au moins de cassation, et déclaré infâme, et par conséquent inhabile à remplir par la suite aucune charge civile ou militaire; si c'est un sous-officier, il recevra trois fois la vergue avec coups de cordes, et sera dégradé, et en suite déposé à terre comme infâme. TITRE VIIII. De la preuve des délits. 159. Les dispositions relatives aux preuves des délits du droit commun, sont aussi applicables aux délits et infractions, commis par des marins, ou autres personnes soumises à la juridiction militaire. Les juges militaires observeront aussi particulièrement la teneur des articles suivants du présent titre. 160. Lorsqu'un marin déclarera qu'un de ses subordonnés lui à désobéi dans le service, qu'il lui a répliqué, qu'il l'a injurié, menacé, timmerman, bottelier, smit en dergelijken, welke zich, aan ontvreemding van de hem in voegen voorschreven toevertrouwde goederen of aan cenige onbehoorlijke administratie daaromtrent, schuldig maakt, zal gestraft worden, indien het een officier is ten minsten met cassatie en verklaring van te zijn eerloos en mitsdien onbekwaam, om in het vervolg eenige burgerlijke of militaire charge te kunnen bekleeden, en zoo het een onder-officier is met drie malen van de raa vallen, laarsen en degradatie, en vervolgens als schelm aan de wal gezet worden. NEGENDE TITEL. Van het bewijs der misdaden. 159. De voorschriften omtrent het bewijs der misdaden van het algemeen regt zijn mede toepasselijk op de misdaden en overtredingen, begaan door schepelingen en andere persoonen aan de militaire jurisdictie onderworpen, De militaire regters zullen ook bijzonderlijk den inhoud der navolgende artikelen van dezen titel in acht nemen. 160. Indien een schepeling door eenen aan hem gesubordineerden, in dienstzaken, gedesobedieerd, tegengesproken, gescholden, gedreigd, gesla frappé, ou maltraité, de toute autre manière, il sera cru sous serment, et son témoignage seul sera à cet égard considéré comme une preuve complète, à moins que pour des raisons particulières il ne puisse être reproché, ou que son témoignage ne puisse être affaibli ou contredit pour d'autres motifs. 161. Si un factionnaire frappe, blesse ou tue quelqu'un, et prétend l'avoir fait pour sa défense personnelle, ayant été attaqué ou maltraité à son poste, son témoignage sous serment qu'il a agi ainsi pour sa défense, sera suffisant pour sa décharge, sans qu'il soit exigé de preuves ultérieures, à moins que d'autres raisons et d'autres circonstances ne viennent affaiblir évidemment la vérité de son rapport; dans ce cas il ne pourra pas même être admis à déposer son serment. 162. Lorsqu'un marin étant absent par congé n'est pas rentré et qu'on lui intente une action du chef de désertion, il ne lui suffira pas d'avancer simplement qu'il a été retenu par une maladie, enlevé par des recruteurs étrangers, ou que par quelqu'autre obstacle il a été dans l'impossibilité de rentrer au temps voulu, mais il sera tenu de gen of anderzins mishandeld mogt zijn, zal dezelve daar in op zijnen eed geloofd, en zijne getuigenis alleen, in dat opzigt, voor een volledig bewijs, gehouden worden; ten ware de persoon van den getuige, om bijzondere redenen, reprochabel mogt zijn, of zijne getuigenis, door andere omstandigheden, mogt worden verzwakt of tegengesproken. 161. Indien een schildwacht iemand heeft geslagen, gekwetst of gedood, en beweert zulks, ter zijner verdediging, te hebben gedaan, als op zijn post aangevallen of mishandeld zijnde, zal zijn beëedigd getuigenis, uit het welkt, blykt dat hij zulks, terzijner verdediging, heeft gedaan, ter zijner ontlasting, genoeg zijn, zonder dat daar van verder bewijs zal worden gevorderd, ten ware andere redenen en omstandigheden de geloofwaerdigheid van zijn rapport merkelijk mogten verzwakken; in welk geval hij zelfs niet, tot den eed, zal worden toegelaten. 162. Ingevalle een met verlof absent geweest zijnde schepeling is achter gebleven en tegen hem als deserteur wordt geprocedeerd; zal hij niet kunnen volstaan met blootelijk voor te geven dat hij, door ziekte verhinderd, door vremde wervers weggenomen, ofte door eenig ander beletsels in de onmogelijkheid geweest is om, ter behoorlijker tijd, te rug te komen, maar hij zal gehouden zijn prouver son assertion à la satisfaction des juges, qui cependant, se relachant de leur sévérité, pourront ne pas exiger tous les appai sements désirables, surtout si l'accusé est rentré volontairement. RÈGLEMENT DE DISCIPLINE POUR L'ARMÉE DE MER DES PAYS-BAS RÉUNIS (1). INTRODUCTION. ART. 1. La discipline militaire a pour objet le maintien de l'ordre le plus sévère, l'exécution la plus prompte et sans la moindre réplique des ordres donnés, la punition nonseulement des moindres négligences ou fautes, mais aussi des personnes qui les ont commises, ou qui ont négligé leur devoir dans l'exécution des ordres prescrits; elle a pour base une obéissance passive de l'inférieur envers son supérieur. 2. Comme la religion est la source de tout bonheur, de toute vertu et du vrai courage, chacun tâchera dans l'état militaire, de l'observer et de mener une vie honnéte et régulière: on évitera de blasphémer, et de jurer; en cela et en tout ce qui peut concourir au maintien des bonnes mœurs, les supérieurs donneront à leurs inférieurs le bon exemple; et en général ils éviteront les excès en tout genre. 3. Il convient aussi que la meilleure intelligence règne dans le service de la marine; on évitera tout esprit de parti et la justice sera la règle de toutes les actions; chacun doit faire son devoir de bon gré et sans murmurer; on s'attachera à se rendre mutuellement meilleur, à prévenir les effets d'une faute qu'un autre aurait commise, à supporter patiemment les privations, à se témoigner réciproquement de l'estime, et à concourir unanimement au bien être et à l'honneur de chacun en particulier, et en général aux intérêts du service de l'État sur mer. CHAPITRE I. Dispositions générales. 4. La subordination est l'âme du service militaire en mer; par conséquent tout marin, nen, welke de dezelve bedreven hebben, of hunnen pligt in het nakomen der voorgeschrevene orders verzuimen ; terwijl eene volstrekt lijdelijke gehoorzaamheid van den minderen aan den meederen, er de grondslag van is. 2. Daar de godsdienst de bron is van alle geluk, deugd en waren moed, moet, ook in den krijgsstand een ieder zich tot betrachting deszelven, en lasteringen, het vloeken, en zweren moet worden tot eene zedige levenswijze bevlijtigen: de godsnagelaten, en zullen de meederen hier in, en in al wat de handhaving der goede zeden kan bevorderen, hunne minderen, met een goed voorbeeld, voorgaan, en alle buitensporigheden algemeen vermijd moeten worden. 3. De beste eensgezindheid behoort ook in den zeedienst plaats te hebben, alle partijschappen moeten vermijd worden, en regtvaardigheid het HET KRIJGSVOLK TE WATER DER VEREENIGDE rigtsnoer van alle daden zijn; een ieder moet, met NEDERLANDEN. INLEIDING. ART. 1. De krijgstucht bestaat in de hoogstmogelijke orde, in de allerspoedigste uitvoering der gegevene bevelen, zonder de minste tegenspraak, en in de onvermijdelijke bestraffing der geringste nalatigheden, of misslagen; zoo als ook der persoo genoegen en zonder morren, zijnen pligt doen, zich tot eigene en anderens verbetering, en tot voorkoming van elkanders misstappen, bevlijtigen; de ongemakken geduldig verduren, elkander wederkeerige achting toedragen, en eenstemmig tot het welzijn en de eer van een ieder in het bijzonder, en in het algemeen tot het welbetrachten van 's lands dienst ter zee, medewerken. de quelque grade, de quelque rang qu'il soit, est tenu de témoigner respect et obéissance à son supérieur en grade, et en cas de grade égal, à son supérieur en âge. 5. Hors de service, l'inférieur observera également envers son supérieur tout le respect convenable; cependant les infractions contre la discipline seront toujours considérées comme plus graves lorsqu'elles auront été commises dans le service, que si elles avaient eu lieu hors de service. 6. Tout marin est tenu d'exécuter fidèlement, immédiatement et sans objection, les ordres qui lui sont donnés par celui qui dans le service est placé au-dessus de lui. Il conserve le droit d'en porter ensuite sa plainte s'il croit qu'on a commis un tort à son égard. 7. Tous les officiers commandants de bâti ment sont responsables de la conduite de leurs subordonnés, pour autant que par trop d'indulgence ou par négligence ils puissent être considérés comme complices des désordres qui auraient eu lieu. 8. Tous les officiers et sous-officiers sont EERSTE HOOFDSTUK. Algemeene bepalingen. 4. De ondergeschicktheid is de ziel van den militairen dienst ter zee, derhalven is elk schepeling, van wat rang en staat hij zij, gehouden zijnen meerderen in rang, en in geval van gelijken rang, zijnen meerderen in jaeren, alle eerbied en gehoorzaamheid te bewijzen. 5. Ook buiten den dienst zal een behoorlijke eerbied van minderen tot den meerderen moeten worden in acht genomen, doch de overtredingen tegen de krijgstucht zullen echter altijd als zwaarder worden beschouwd, wanneer dezelve in den dienst, dan wanneor die buiten dezelve begaan zijn. 6. Elk schepeling is gehouden de orders hem gegeven door den genen, welke in den dienst boven hem gesteld is, dadelijk en zonder daar tegen te redeneren, te gehoorzamen en getrouwelijk te volbrengen: behoudens zijn regt, om, wanncer hij zich bezwaard mogt vinden, daar na, zijne klagten deswegens intebrengen. 7. Alle commanderende officieren van schepen of vaartuigen, zijn verantwoordelijk voor de conduites hunner onderhoorigen, voor zoo verre zidoor eene al te groote toegevenheid of onacht zaamheid daar van, als mede-oorzaeken kunnen worden gehouden. tenus d'agir prudemment avec ceux qui se sont enivrés; de ne pas entrer en conversation avec eux, surtout de se garder de les battre ou de les maltraiter, afin de prévenir de plus grands malheurs ; ils devront les mettre en lieu de sûreté avec ménagement ou par la force, afin qu'après l'ivresse, ils puissent être punis comme ils le méritent. 9. Tous les officiers et sous-officiers qui ne se conformeront pas aux obligations prescrites stances. à l'art. 8, seront punis suivant les circon CHAPITRE II. Infractions contre la discipline. 10. Se rend coupable d'infraction contre la discipline, rieur, se permet des voies de fait ou des ex11. Quiconque, placé dans un grade supépressions injurieuses envers son inférieur, ou lui inflige une punition injuste. 12. Quiconque, par légèreté ou négligence, omet de faire ce qui lui a été commandé, 8. Alle Officieren en onder-officieren zijn verpligt om, met de zoodanigen welke zich in den drank mogten hebben te buiten gegaan, voorzigtig te handelen, zich met hun in geene woordenwisseling in te laten, veel min dezelven te slaan, of te mishandelen, tot voorkoming van grooter misdrijven; maar zijn gehouden dezelven met goede woorden, of anders door dwangmiddelen, in eene verzkerde plaats, te brengen, om, nuchteren geworden zijnde, na behooren te kunnen worden gecorrigeerd. 9. Alle officieren en onder-officieren, welke, hunnen pligt, in het 8ste artikel omschreven, te buiten gaan, zullen worden gestraft naar mate van de omstandigheden. TWEEDE HOOFDSTUK. Overtredingen legen de krijgstucht of discipline. 10. Aan overtredingen tegen de krijgstucht of discipline maken zich schuldig : 11. A wie, in hoogeren rang gesteld zijnde, zich eenige seitelijk geden, of hoonende uitdrukkingen, tegen hunne ondergeschikten, veroorloofd, of cok eene onregtvaardige straf tegen dezelve uitoefent. 12. Al wie, uit losheid of onachtzaamheid, verzuimd uittevoeren het gene waar toe hij gecommandeerd is, of te volbrengen de orders welken ou d'exécuter les ordres qui lui auront été donnés par son supérieur en grade, alors même que ces ordres infligeraient une punition. 13. Quiconque, sans en être empêché par des raisons de service, n'est pas présent à la prière après que la cloche l'aura sonnée, ou qui, en riant et en jasant, s'y montre d'une manière indécente et peu respectueuse. 14. Quiconque quitte le bord sans la permission de l'officier commandant; ou étant autorisé à aller à terre ou à bord d'un autre bâtiment, y reste au delà du temps pour le quel la permission lui a été accordée. 15. Quiconque amène une femme à bord, sans la permission de l'officier commandant. 16. Quiconque apporte ou vend à bord du vin ou des boissons fortes, sans la permission de l'officier commandant. 17. Quiconque, sans y être autorisé, apporte quelque nourriture ou boisson aux prisonniers. 18. Quiconque fait du feu, circule soit avec de la chandelle allumée soit avec tout autre luminaire, ou fume dans un lieu où cela est défendu. aan hem, door iemand in hoogeren rang gesteld. gegeven zijn; ook dan zelfs wanneer die order bestaat in het ondergaan van eene opgelegde straf. 13. Al wie, bij het houden van het gebed, wanneer daar toe de klok geluid is, zich niet tegenwoordig bevindt, zonder door dienstzaken daar in verhinderd te zijn, of zich door lagchen of praten oneerbiedig of onbehoorlijk aanstelt. 14. Al wie zich zonder permissie van den commanderenden officier van boord begeeft; of, met permissie, naar de wal, of eenig ander schip uit zijnde, boven zijn verlof uitblijft. 15. Al wie, zonder permissie van den commanderenden officier, cenig vrouwspersoon aan boord brengt. 16. Al wie, zonder permissie van den commanderenden officier, wijn of sterke drank aan boord brengt of verkoopt. 17. Al wie, zonder daar toe bevoegd te zijn, aan de gevangenen eenige kost of drank brengt. 18. Al wie eenig vuur maakt, met kaarsen of ander licht loopt, of tabak rookt op plaatsen, waar zulks niet gepermitteerd is. 19. Al wie, op de wacht of in den dienst, beschonken wordt bevonden. 19. Quiconque étant de quart ou de service se trouve en état d'ivresse. 20. Tous les factionnaires qui, en temps de paix, ne sont pas trouvés à leur poste, ou y sont trouvés ivres ou endormis. 21. Quiconque manque de respect envers son supérieur, se comporte mal à son égard, murmure contre lui, se permet des expressions malséantes, ou par ses paroles ou ses gestes se montre mécontent de ses actes. 22. Quiconque en temps de paix reste absent au delà du temps de sa permission, mais rentre à bord en déans les huit jours après l'expiration de son congé. 23. Quiconque vend, met en gage, abîme ou soigne peu ses effets, ou qui par paresse ou nonchalance néglige de prendre les soins de propreté qui sont commandés. 24. Quiconque se querelle ou se bat soit avec ses camarades soit à terre avec les bourgeois ou habitants; ainsi que celui qui se livre, soit dans la rue, soit chez l'habitant, soit dans des cabarets ou tavernes, à des actes d'excès, de brutalité ou d'insolence. 25. Quiconque commet des excès de boisson, ou tient une conduite avilissante. 20. Alle schilwachten, welke, in tijd van vrede, niet op hunne posten, of daaarop slapende, of beschonken worden bevonden. 21. Al wie zijnen meerderen oneerbiedig behandelt, kwalijk bejegent. tegen dezelven mort, zich onbetaemelijke uitdrukkingen tegen hen veroorlooft, of zich, met woorden of gebaarden, over hunne behandeling, onvergenoegd betoont. 22. Al wie, in tijd van vrede, boven zij verlof uitblijft, doch, binnen acht dagen, na expiratie van hetzelve, weder aan boord terug komt. 23. Al wie zijne kleederen verkoopt, verpandt, ruïneert, of verwaerloost, of uit luiheid of onachtzaamheid, verzuimt na te komen, hetgene, omtrent de zindelijkheid is geordonneerd. 24. Al wie zich schuldig maakt aan kijverijen of vechterijen, het zij met hunne cameraden onderling, of, aan den wal zijnde, me de burgers of ingezetenen; ofte wie excessen, baldadigheden of insolentien pleegt op straat, of in burger-huizen, herbergen of drinkwinkels, 25. Al wie zich in den drank te buiten gaat, of zich aan liederlijke conduites overgeeft. 26. Zoo een officier zich in voege voorschreven te buiten gaat, zullen de commandanten der |